Dit is een uitgave van Techniek Nederland
Begeleiding
College Arbeidsomstandigheden Techniek Nederland:
Arjan van den Bempt, Strukton Worksphere
Chris de Groot, NLsigning
Jelle Mol, Heijmans Utiliteit
Mari Garcia, Techniek Nederland
Mark Gorissen, SPIE Nederland B.V.
Mark Wubbels, HOMIJ Technische installaties bv
Mimoun el Yattioui (Voorzitter), Engie
Patrick van Stokhem, Eneco
Ronald Velsink, Unica
Wilco van der Lugt, Van der Lugt B.V.
Samenstelling en redactie
Arjan van den Bempt, Strukton Worksphere
Daan Beusker, Facilicom Solutions
Jelle Mol, Heijmans Utiliteit
Linda Hartensveld, Techniek Nederland
Mari Garcia, Techniek Nederland
Auteurs
Peter Ladage, Arbo Aanzet
Dirk Muis, VKM Advies
Eindredactie
Techniek Nederland
Vormgeving
Mariska van der Tas, Techniek Nederland
Druk
Drukkerij Zoeterhage, Zoetermeer
Veilig en gezond naar huis aan het eind van elke werkdag
Veiligheid heeft topprioriteit in de installatiebranche. Uitgangspunt is altijd dat iedereen aan het einde van zijn werkdag veilig en gezond naar huis kan gaan. Het Blauwe Boekje beschrijft hoe jij Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM) je werkt kunt doen. Daarmee is het boekje onmisbaar in iedere gereedschapskist.
Het Blauwe Boekje is geschreven voor medewerkers. Het geeft regels voor veilig werken en inzicht in de arbo- en milieuwetgeving. De regels worden uitgelegd aan de hand van praktische voorbeelden. Ook vind je in het boekje taakrisicoanalyses (TRA's) voor een groot aantal werkzaamheden én maatregelen die helpen om het werk VGM te kunnen uitvoeren. Om te kunnen werken in een veilige omgeving is het belangrijk dat je, voordat we aan het werk beginnen, nagaat of er risico's zijn voor jezelf, je collega's of de omgeving. Start daarom je werkzaamheden altijd met een Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA). Bij twijfel ga je niet aan het werk. In dit boekje vind je in de meeste gevallen de maatregelen om de klus veilig te kunnen uitvoeren.
De zesde druk is in nauwe samenwerking met arbo-deskundigen van installatiebedrijven tot stand gekomen. In vergelijking met de vorige druk is het Blauwe Boekje volledig geactualiseerd en komen ook thema's als veiligheidsbewustzijn en werkdruk aan de orde.
Werkgevers die zijn aangesloten bij Techniek Nederland kunnen het Blauwe Boekje gebruiken als bedrijfseigen huisregels voor het VGM-werken.
Ik wens iedereen veel werkplezier in een veilige werkomgeving!
Doekle Terpstra
Voorzitter Techniek Nederland
Leeswijzer
Het Blauwe Boekje beschrijft in het kort de belangrijkste veiligheids-, gezondheids- en milieuvoorschriften. Deze voorschriften zijn ontleend aan wettelijke en maatschappelijke normen en zijn toegespitst op het werk in de installatiebranche. Dit Blauwe Boekje kan gebruikt worden als bedrijfseigen huisregels voor het Veilig, Gezond en Milieubewust (VGM) werken.
In hoofdstuk 1 vind je algemene informatie over VGM-werken. Ook worden de verschillende soorten werkplekken en sectoren binnen de installatiebranche beschreven.
In de afgelopen decennia is de techniek beter, betrouwbaarder en veiliger geworden waardoor er minder ongevallen plaatsvinden. Daarnaast is er binnen de wet- en regelgeving meer aandacht gekomen voor veiligheid en gezondheid. In het 2de hoofdstuk lees je meer over deze (wettelijke) voorschriften op het gebied van VGM-werken.
Ondanks alle maatregelen kunnen bijvoorbeeld elektriciteit, de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen of het werken op hoogte toch nog gevaar opleveren. In hoofdstuk 3 vind je de achtergrondinformatie en praktische tips die je in elke werksituatie kunnen helpen om VGM-verantwoord te werken.
In hoofdstuk 4 worden de risico's van verschillende werksituaties besproken, zoals bijvoorbeeld het werken met een beeldscherm. Thema's als asbest, kwartsstof en veilig werken met chroom-6 vind je ook terug in dit hoofdstuk.
Een taakrisicoanalyse (TRA) is een risicobeoordeling van een taak waarbij vooraf is nagedacht over de maatregelen die je moet nemen om het op een VGM-verantwoorde te doen. In hoofdstuk 5 vind je de TRA's waarbij het risico wordt bepaald door het type werk wat wordt verricht. Ook lees je hier meer over hoe je zelf een TRA opstelt.
Het kan voorkomen dat je op de werkplek van de opdrachtgever in aanraking komt met processen waarvan bekend is dat er specifieke risico's aan kleven. In hoofdstuk 6 tref je de omgevingsrisico's aan (ORA, omgevingsrisicoanalyse). De bijhorende beheersmaatregelen worden tevens in dit hoofdstuk beschreven.
Inhoudsopgave
1 - Veilig werken in de installatietechniek
1.1 - Wat is Veilig, Gezond en Milieubewust werken?
1.2 - Algemene VGM-regels
1.3 - Vervoer van en naar het werk
1.4 - Werken op een project
1.5 - Werkplekintroductie
1.6 - Werkplekoverleg of toolboxmeeting
1.7 - Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA)
1.8 - Werkplekinspecties
1.9 - Houding en gedrag
1.10 - Werken zonder stress
1.11 - Werken bij derden
2 - Arbo- en milieuwetgeving
2.1 - Uitgangspunten Arbeidsomstandighedenwet
2.2 - Milieuwetgeving
2.3 - Normen
2.4 - VGM-Checklist
2.5 - Managementsystemen
3 - Algemene informatie over VGM-werken
3.1 - Veiligheids- en gezondheidssignalering
3.2 - Orde en netheid op de werkplek
3.3 - Werkzaamheden altijd succesvol realiseren
3.4 - Arbeidshygiëne
3.5 - Milieuhygiëne op de werkplek
3.6 - Fysieke belasting: houding en beweging
3.7 - Schadelijk geluid
3.8 - Hand en -armtrillingen
3.9 - Elektromagnetische velden
3.10 - Gevaarlijke stoffen
3.11 - Legionella
3.12 - Explosiegevaar (ATEX)
3.13 - Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM-en)
3.14 - Calamiteitenpreventie en bedrijfshulpverlening
3.15 - Bedrijfsongevallen
3.16 - Levensreddend handelen
3.17 - Brand en brandbestrijding
4 - Verantwoord omgaan met risico's op het werk
4.1 - Veilig werken met beeldschermen
4.2 - Veilig werken met arbeidsmiddelen
4.3 - Veilig werken met elektrisch handgereedschap
4.4 - Veilig werken op hoogte
4.5 - Veilig werken bij transporteren van materialen
4.6 - Veilig werken aan elektrische installaties
4.7 - Veilig werken met gevaarlijke stoffen
4.8 - Veilig werken met asbestvezels op de werkplek
4.9 - Veilig werken met asbestvezels op de werkplek
4.10 - Veilig werken met koudemiddelen
4.11 - Veilig werken met kwartsstof
4.12 - Veilig werken met chroom-6
4.13 - Veilig werken met ioniserende straling
4.14 - Veilig werken met niet-ioniserende straling
4.15 - Veilig werken met laserlicht
4.16 - Veilig werken met elektromagnetische velden van antennes
4.17 - Veilig werken bij lassen en solderen
4.18 - Veilig werken met gasflessen
4.19 - Veilig alleen werken
5 - Taakrisicoanalyses (TRA's): Werkzaamheden
5.1 - Veilig werken bij het testen, beproeven, inbedrijfstellen en het inregelen van een werktuigbouwkundige en/of elektrotechnische installatie
5.2 - Veilig werken bij montage en/of samenbouwen van werktuigbouwkundige of elektrotechnische installatiecomponenten
5.3 - Veilig werken bij het monteren, samenbouwen, demonteren of slopen van een werktuigbouwkundige of elektrotechnische installatie
5.4 - Veilig werken aan een transformator en/of elektromotor
5.5 - Veilig werken bij monteren, demonteren en/of slopen van elektrotechnisch kabelwerk
5.6 - Veilig werken bij het monteren, demonteren en slopen van luchtkanalen, kabelgoten en/of plaatwerk
5.7 - Veilig werken bij demonteren en slopen van leidingwerk
5.8 - Veilig werken bij koeltechnisch werk
5.9 - Veilig werken bij het afpersen van leidingwerk
5.10 - Veilig werken met (milieu)gevaarlijke stoffen
5.11 - Veilig werken bij het afgieten van een kabelmof
5.12 - Veilig werken met ionisatie brandmelders
5.13 - Veilig werken met laserlicht
5.14 - Veilig werken met elektrisch en mechanisch (hand)gereedschap
5.15 - Veilig werken bij vervoer van materiaal per (vracht)auto
5.16 - Veilig werken bij het laden en lossen van materiaal
5.17 - Veilig werken bij hijsen of takelen van zware lasten
5.18 - Veilig werken met vast opgestelde machines
5.19 - Veilig werken bij elektrisch zagen
5.20 - Veilig werken bij slijpwerkzaamheden
5.21 - Veilig werken bij boor- of freeswerkzaamheden
5.22 - Veilig werken bij solderen
5.23 - Veilig werken bij het mechanisch doorsnijden of buigen van leidingwerk
5.24 - Veilig werken bij het autogeenlassen of branden
5.25 - Veilig werken bij elektrisch lassen
5.26 - Veilig werken bij het hijsen of takelen van kasten (elektrische schakel- en verdeelinrichtingen, schakel- of besturingskasten, regelpanelen, lessenaars, bedieningspanelen etc.)
5.27 - Veilig laden en lossen van kasten en borden
5.28 - Veilig werken bij het (ver)plaatsen van kasten en borden
5.29 - Veilig werken bij (ver)plaatsen van gereedschappen en materialen
5.30 - Veilig werken bij het handmatig verplaatsen van lasten (tillen, trekken, duwen)
5.31 - Veilig werken bij het (her)aansluiten van elektrische kabels
5.32 - Veilig werken bij het vervangen van luchtbehandelingfilters
5.33 - Veilig werken bij het bevriezen van leidingwerk met koolzuurgas (CO2)
5.34 - Veilig werken met het hogedrukreinigen met vloeistof < 250bar (bijv. reinigen condensors)
6 - Taakrisicoanalyses (TRA's): Omgeving
6.1 - Veilig alleen werken
6.2 - Veilig werken in een openbaar gebouw bij service en onderhoud
6.3 - Veilig werken op plaatsen waar rekening moet worden gehouden met drugsgebruik
6.4 - Veilig werken langs of op de openbare weg
6.5 - Veilig werken in de ruwbouwfase
6.6 - Veilig werken in de bouwfase
6.7 - Veilig werken in de afbouwfase
6.8 - Veilig werken in de nabijheid van gsm-antennes
6.9 - Veilig werken in een besloten ruimte
6.10 - Veilig werken in een nauwe ruimte (kruipruimten, kelders en schachten)
6.11 - Veilig werken op een locatie met brand- en explosiegevaar
6.12 - Veilig werken bij renovatiewerkzaamheden
6.13 - Veilig werken in een rioolinstallatie
6.14 - Veilig werken bij graafwerkzaamheden en aan nutsleidingen (vervuilde grond, aantreffen voorwerpen, explosieven of munitie)
6.15 - Veilig werken op platte daken
6.16 - Veilig werken op hellende daken
6.17 - Veilig werken op hoogte met behulp van een ladder (trapleer)
6.18 - Veilig werken op hoogte met behulp van een (rol)steiger
6.19 - Veilig werken op hoogte met behulp van een hoogwerker
6.20 - Veilig werken in putten en sleuven
6.21 - Veilig werken langs waterwegen en bij bruggen
6.22 - Veilig werken onder buitengewone weersomstandigheden
6.23 - Veilig werken langs het spoor (trein/metro/tram)
6.24 - Veilig boven het hoofd/boven de macht werken
6.25 - Veilig werken in de nabijheid van ventilatie uitblaasopeningen
6.26 - Veilig werken in een nauwe ruimte boven het systeem/verlaagde plafonds
6.27 - Veilig werken bij blootstelling aan hout- en/of kwartsstof
6.28 - Veilig werken met nieuwe en/of onervaren medewerkers
6.29 - Veilig werken met jeugdigen/leerlingen
6.30 - Veilig werken met anderstaligen
Trefwoordenregister
Verwijzing |
Let op! |
Weblink |
Tip |
Wat voor werk je ook doet, er kleven altijd risico's aan. Dat hangt niet alleen af van het soort werk, maar ook van de persoon die het werk doet en van zijn/haar houding tegenover veiligheid. Wat voor de één geen risico is, voelt voor de ander als een groot gevaar. Neem bijvoorbeeld het werk op een rolsteiger. Sommigen vinden dat ongevaarlijk, terwijl mensen met hoogtevrees deze werkzaamheden juist als heel risicovol ervaren.
Bewust of onbewust, iedereen neemt regelmatig risico's. Thuis, in het verkeer, op het sportveld, maar ook tijdens het werk. Sommige risico's zijn aanvaardbaar, andere onaanvaardbaar. Ongevallen ontstaan vaak doordat je onbewust een risico neemt.
De risico's binnen je eigen vakgebied ken je meestal wel. Risico's buiten je eigen specialisatie, bij het werken in een vreemde omgeving of het gebruik van nieuwe apparatuur en machines vaak niet. Daarom is het belangrijk dat je in dergelijke situaties eerst nagaat wat de mogelijke risico's zijn en welke veiligheidsmaatregelen je in acht moet nemen. Ook al ken je de risico's, toch ontstaan veel ongevallen doordat je jezelf misschien overschat of de risico's onderschat. Een voorbeeld hiervan is de elektromonteur die de spanning niet uitschakelt als hij een verlichtingsarmatuur moet aansluiten. Hij weet wel dat onder spanning werken een risico betekent maar het is nog nooit fout gegaan. Maar als het een keertje toch fout gaat kan het goed fout gaan. In de ogen van de werkgever is het onaanvaardbaar dat je tijdens je werk risico's neemt die kunnen leiden tot ongevallen en schade aan de gezondheid of aan het milieu.
Gevaar of Risico
In het normale spraakgebruik worden de termen gevaar en risico door elkaar gebruikt. In het arbo-jargon is er echter een verschil tussen deze begrippen.
Gevaar wordt opgevat als de mogelijkheid van het ontstaan van schade. Risico is de mogelijkheid van het ontstaan van schade in combinatie met de kans
daarop. Elektriciteit is gevaarlijk omdat het kan leiden tot elektrocutie of brand. Bij elektrotechnische werkzaamheden, bijvoorbeeld in een verdeelkast,
is de kans dat je wordt geëlektrocuteerd, het risico, maar gering als je je houdt aan de veiligheidsregels uit de NEN 3140. Ook het risico op brand
is gering als de installatie wordt aangelegd volgens de installatievoorschriften van de NEN 1010.
1.1 - Wat is Veilig, Gezond en Milieubewust werken?
Een verstandig mens houdt z'n hoofd erbij en z'n lijf en leden heel. Ga daarom vooraf na welke risico's de werkzaamheden inhouden. Met die kennis kun je de juiste maatregelen nemen. Zo maak je de kans op een ongeval zo klein mogelijk. Sommige maatregelen lijken lastig en onnodig. Toch is over de maatregelen goed nagedacht. Tref je ze niet, dan loop je een groter risico.
VGM-werken: Veilig, Gezond en Milieuverantwoord werken of anders gezegd dat je bewust aanvaardbare risico's neemt.
In dit boekje vind je aanwijzingen hoe je bewust met de risico's tijdens het werk kunt omgaan. Als je die opvolgt, zorg je vanzelf voor veilige, gezonde en milieuverantwoorde werkomstandigheden. Twijfel je of heb je nog vragen, bespreek die dan in eerste instantie met je leidinggevende of anders met de preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris).
1.2 - Algemene VGM-regels
Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM-verantwoord) werken, wordt medebepaald door ons 'eigen' gedrag. Daarom eerst wat algemene regels:Eigen VGM-bedrijfsregels
Diverse bedrijven hebben eigen veiligheids-, gezondheids- en milieuregels opgesteld. Soms gaan deze regels verder dan de wettelijke regels of zijn ze een
nadere invulling van de wettelijke regels. Een voorbeeld hiervan is dat je niet op het terrein van het bedrijf mag komen zonder veiligheidshelm en -schoenen.
De VGM-bedrijfsregels zijn bindend op de terreinen van dat bedrijf.
De werkgever is verplicht ervoor te zorgen dat iedereen van de regels op de hoogte is. Dit geldt ook voor tijdelijke medewerkers en bezoekers. Zorg er zelf
voor dat je de VGM-bedrijfsregels van je bedrijf kent en toepast.
VGM-regels van de opdrachtgever
Ook de opdrachtgever heeft vaak eigen VGM-regels. Het kan voorkomen dat de regels van de opdrachtgever afwijken van de regels die jouw bedrijf hanteert.
In dat geval moeten je opdrachtgever en je eigen werkgever in goed overleg de VGM-regels vaststellen. Als de VGM-regels van de opdrachtgever van een lager
niveau zijn dan je eigen regels of de regels van je opdrachtgever niet zijn afgestemd op het werk dat je komt doen, dan moet er gewerkt worden volgens de
zwaarste regels. In dit voorbeeld dus de VGM-regels van je eigen bedrijf.
Als je de VGM-regels op jouw werklocatie niet kent, neem dan contact op met je leidinggevende. In paragraaf 1.11 staat een
toelichting op de verschillende soorten werklocaties.
Werkvergunningen
Soms mogen werkzaamheden pas worden uitgevoerd nadat een verantwoordelijke functionaris hiervoor toestemming heeft gegeven in de vorm van een werkvergunning.
Een werkvergunning wordt pas afgegeven nadat er afspraken zijn gemaakt over VGM-maatregelen. Een voorbeeld hiervan is het uitschakelen van machines of
groepen in een verdeelinrichting en de persoonlijke beschermingsmiddelen die je moet gebruiken. Je direct leidinggevende hoort de VGM-maatregelen met je te
bespreken voordat de werkzaamheden beginnen. Als dit niet gebeurt, vraag dan zelf wat de afspraken zijn.
Poortinstructie
Bij veel bedrijven in de (petrochemische) industrie mag je pas aan het werk als je een poortinstructie hebt gevolgd. De instructie is nodig om op de
locaties VGM te kunnen werken.
Soms wordt de instructie aan de poort gegeven en dat gebeurt steeds vaker in de vorm van een e-learning. Als je de instructie met goed gevolg hebt afgesloten ontvang je een certificaat. Vaak heeft zo'n certificaat een geldigheidsduur van 1 jaar. Dus controleer regelmatig de geldigheid van je certificaat en meld je zo nodig aan voor een herhalingscursus.
Generieke Poort Instructie (GPI) voor bouwbedrijven
Een poortinstructie bevat informatie die een medewerker nodig heeft om veilig op het terrein van een opdrachtgever te kunnen werken. Veel poortinstructies
van opdrachtgevers in de bouw bevatten grotendeels dezelfde informatie. Daarom heeft een aantal opdrachtgevers en opdrachtnemers, die zijn aangesloten bij
de Governance Code 'Veiligheid in de bouw', een generieke (algemene) GPI opgesteld. Deze poortinstructie moet je als je bij deze opdrachtgevers
gaat werken eenmalig via het internet volgen en afsluiten met een toets. Als je deze toets hebt gehaald, krijg je een certificaat dat gedurende 1 jaar
toegang geeft tot de terreinen van deze opdrachtgevers. Na dit jaar vervalt de geldigheid en moet je opnieuw de instructie volgen en de toets doen.
Als je bij deze opdrachtgevers gaat werken, krijg je meestal nog een aanvullende instructie over de bijzondere veiligheidsregels en -voorzieningen op dat bouwterrein, zoals bijvoorbeeld de plaats van de nooduitgangen. Meer informatie over de GPI vind je op de website van Explainsafe.
Legitimatiebewijs
Iedere medewerker moet zich kunnen legitimeren als de opdrachtgever of een andere bevoegde autoriteit, zoals de politie of de Inspectie SZW (Sociale Zaken
en Werkgelegenheid) daar om vraagt. Zorg er dus voor dat je altijd een geldig legitimatiebewijs (rijbewijs, paspoort, identiteitskaart of Nederlands
vreemdelingendocument) bij je hebt.
Jouw werkgever mag een kopie van je legitimatiebewijs maken. Een inlenend bedrijf mag dat echter niet. Wel moeten inlenende bedrijven een aantal gegevens uit het legitimatiebewijs overnemen in hun administratie voor de Belastingdienst.
Veiligheidspaspoort
Sommige opdrachtgevers geven alleen toegang tot hun bedrijfsterrein aan mensen met een (digitaal) veiligheidspaspoort (Personal Safety Logbook). Dit
veiligheidspaspoort kan een papieren boekje zijn, maar ook een digitaal paspoort waarbij de gegevens in een centrale database zijn opgeslagen die via
internet toegankelijk zijn. Het paspoort is dan een kaart op creditcardformaat die via een smartphone kan worden uitgelezen en zo toegang geeft tot de
persoonlijke informatie in de centrale database. Op deze manier kan een opdrachtgever altijd en overal controleren of personeel op hun terreinen beschikken
over de vereiste kwalificaties.
Het veiligheidspaspoort krijg je van je werkgever en is onbeperkt geldig. Je werkgever vult je veiligheidspaspoort in aan de hand van de gegevens die in je (personeels)dossier staan. Deze gegevens zijn afkomstig van geldige documenten, onder andere je paspoort. Maar je moet er ook zelf op toezien dat het veiligheidspaspoort up-to-date is en ook blijft. Zorg er dus altijd voor dat je wijzigingen of aantekeningen in je veiligheidspaspoort ook laat registreren in je (personeels)dossier.
Let op:
Het veiligheidspaspoort is geen legitimatiebewijs en ook niet zonder meer een toegangsbewijs tot het terrein van een opdrachtgever. Als je het
veiligheidspaspoort misbruikt (fraude bijvoorbeeld), kan dit uitsluiting van je bedrijf tot gevolg hebben. Als je je veiligheidspaspoort verliest, moet je
dit onmiddellijk bij je werkgever melden.
Vakpaspoort Techniek Nederland
Het vakpaspoort is een app waarmee installatietechnici hun vakbekwaamheid kunnen aantonen. Ook opdrachtgevers kunnen via de app nagaan of de monteur die
bij hen aan de slag gaat voldoende vakbekwaam is om de klus vakkundig en veilig uit te voeren. De app geeft toegang tot een database waarin onder andere
opleidingen en persoonscertificeringen zijn vastgelegd, maar ook de aanwijzing in het kader van de NEN 3140. De informatie wordt mede bijgehouden door de
opleidingsinstanties waardoor fraude wordt voorkomen. Maar controleer ook zelf je persoonlijke informatie in het vakpaspoort.
1.3 - Vervoer van en naar het werk
Als je auto rijdt, ben je niet alleen verantwoordelijk voor je eigen veiligheid, maar ook voor die van anderen. Vaak reizen collega's gezamenlijk met een privéauto, bedrijfsauto of -busje naar en van het werk. Als je geregeld collega's meeneemt, let dan op de staat van onderhoud. Krijgt je auto regelmatig een onderhoudsbeurt? Zijn de banden in orde en op spanning? Ben je verzekerd voor het vervoeren van passagiers?
Europa kent geen wettelijke verplichting voor het keuren van aanhangwagens tot een maximaal laadvermogen van 3.500 kg. Pas als de aanhanger betrokken is bij een ongeval wordt gekeken of er sprake is van achterstallig onderhoud.
Tip
De lading of delen daarvan moeten zodanig zijn vastgezet dat deze onder normale omstandigheden de stabiliteit van de auto niet in gevaar kunnen brengen.
Met normale omstandigheden wordt bedoeld: hard remmen, noodstop, plotselinge uitwijkmanoeuvres en/of een slecht wegdek. Zorg er dus altijd voor dat de
lading goed is vastgezet. Dit geldt ook voor een kort ritje.
1.4 - Werken op een project
Voordat de dagelijkse werkzaamheden op een project beginnen, moet iedereen op de hoogte zijn van de mogelijke risico's voor de veiligheid, gezondheid en het milieu. Daarom spreek je aan het begin van de werkdag kort door wat het werk inhoudt, waar het gedaan wordt en wat de Veiligheid, Gezondheid en Milieuverantwoorde (VGM) aspecten zijn.
Tijdens de bespreking komt ook aan bod wie de leiding heeft op de werkplek. Maar je kan ook zelf makkelijk de volgende informatiebronnen raadplegen:Weet je het niet…
Heb je vragen, stel ze dan altijd eerst aan je direct leidinggevende. Dat is ook degene bij wie je kunt melden dat een situatie naar jouw mening onveilig
is of dat er onveilig wordt gehandeld. Kun je deze klachten niet bij hem of haar kwijt, neem dan contact op met de preventiemedewerker (Arbo- of VGM-
functionaris) van het bedrijf. Deze overlegt dan met de werkplekleiding en zo nodig met de opdrachtgever hoe de situatie kan worden verbeterd.
1.5 - Werkplekintroductie
Als je voor het eerst op de werkplek komt, krijg je een werkplekintroductie. Pas daarna ga je aan de slag. De werkplekintroductie bestaat uit een bespreking van de regels die van toepassing zijn op het project. Afhankelijk van waar je gaat werken kan deze meer of minder uitgebreid zijn. Er wordt geregistreerd wie de werkplekintroductie heeft bijgewoond. De opdrachtgever geeft deze voorlichting soms ook aan de poort.
Op projecten waar veel samen met andere werkgevers wordt gewerkt, worden de Veiligheid, Gezondheid en Milieuverantwoorde (VGM) voorschriften die op de locatie gelden, vastgelegd in een veiligheids- en gezondheidsplan. In dit plan vind je alle projectspecifieke VGM-risico's en de te nemen maatregelen. Ook staat daarin beschreven op welke manier VGM-voorschriften onderling worden afgestemd. Dit om te voorkomen dat een collega van een andere werkgever jou in gevaar brengt met zijn werkzaamheden. De voor jouw belangrijke onderwerpen uit dit plan moeten vooraf met je besproken worden. Vraag hier zo nodig naar.
Bij de werkplekintroductie komen meestal de volgende onderwerpen aan de orde:Vaak krijg je zoveel informatie dat je dit niet allemaal kunt onthouden. Sommige bedrijven hebben daarom de informatie op papier samengevat. Lees dit later nog even op je gemak door en heb je daar vragen over ga dan naar je direct leidinggevende.
Anderstaligen
Op de Nederlandse bouwplaatsen werken veel medewerkers die de Nederlandse taal niet of niet goed beheersen. Vaak spreken deze medewerkers thuis nog hun
moedertaal. Ook zij moeten een goede instructie krijgen over de veiligheidsrisico's en -maatregelen om veilig te werken. De veiligheidsinstructies
moeten worden gegeven in een taal die deze medewerkers begrijpen. Soms komen zij uit landen waar veiligheid minder aandacht krijgt dan in Nederland.
Daarom moeten deze medewerkers vaak extra begeleid worden, zeker in het begin.
Controleer als (leidinggevende) collega regelmatig bij 'anderstalige' collega's of zij de instructie goed hebben begrepen. Zorg ervoor dat binnen de groep anderstaligen minimaal 1 persoon aanwezig is waarmee goed kan worden gecommuniceerd, deze persoon kan dan tolken. Houd rekening met cultuurverschillen en help deze collega's zo nodig zodat zij zich snel aan kunnen passen aan de Nederlandse veiligheidscultuur.
Bijzondere groepenVoor deze medewerkers gelden vaak andere regels dan voor 'gewone' medewerkers. Dit zijn regels op het gebied van blootstelling aan gevaarlijke stoffen, werk- en rusttijden, werken met gevaarlijke machines, voorzieningen in het bedrijf etc. In de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) moet de werkgever rekening houden met de aanwezige bijzondere groepen in het bedrijf.
1.6 - Werkplekoverleg of toolboxmeeting
Als er meerdere werkgevers op een locatie werkzaamheden uitvoeren, moeten zij – als vast agendapunt in hun werkbespreking – overleg plegen over de Veiligheid, Gezondheid en Milieuverantwoorde (VGM) aspecten. Dat doen ze om ervoor te zorgen dat iedereen op de werklocatie bewust is van de VGM-risico's en er met elkaar op een VGM-verantwoorde manier wordt samengewerkt.
Op de werkvloer bespreekt de direct leidinggevende met de medewerkers de uitvoering van het werk en de daarbij horende VGM-aspecten. Dit gesprek wordt ook wel 'toolboxmeeting' genoemd. Vaak bespreek je dan een thema, de VGM-aspecten van het werk dat je gaat uitvoeren en/of de uitkomst van een werkplekonderzoek. Ook kun je een incident met elkaar bespreken en kijken hoe je een soortgelijk incident in de toekomst kan voorkomen.
De informatie in dit boekje is een goed hulpmiddel ter voorbereiding van het werkplekoverleg. Daarnaast vind je op arbotechniek.nl over een groot aantal onderwerpen uitgewerkte toolboxmeetings die je zelfstandig kunt bekijken of als informatie kunt gebruiken in een werkplekoverleg.
1.7 - Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA)
Bezint eer ge begint is een oud Nederlands spreekwoord en eigenlijk is dit de kern van de LMRA. Begin niet onnadenkend aan je werk. Dit klinkt logisch, maar zeker als de werkdruk toeneemt, willen we ergens snel en vaak zonder er goed bij na te denken aan beginnen waardoor onveilige situaties of ongevallen kunnen ontstaan. Een LMRA is een korte algemene risicobeoordeling, bedoeld om gevaren op je eigen werkplek te ontdekken en risico's en gevaarlijke omstandigheden die tot een incident kunnen leiden, uit te sluiten. Een LMRA doe je telkens in je hoofd voordat je start met een activiteit. Het moet een vast onderdeel zijn van je werk voordat je ergens mee begint.
Doe ook een LMRA als je de werkplek een tijdje hebt verlaten en je terugkomt om weer verder te gaan. In de tijd dat je weg was, kan er zomaar iets gewijzigd zijn zonder dat je dat direct opvalt. Doe je een LMRA dan valt dat wel op. De LMRA duurt meestal niet meer dan een minuut en je legt er niets van vast op papier.
De LMRA doet een beroep op je 'eigen' verantwoordelijkheid, je vakmanschap en je gezond verstand. Op deze manier kun jij de meest voor de hand liggende oorzaken van incidenten wegnemen. Waar het om gaat is dat je (elke keer) als je aan het werk gaat nog eenmaal de werkzaamheden doorloopt, de mogelijke risico's onderzoekt en maatregelen neemt om deze weg te nemen. Is er voor het werk een Taak Risico Analyse (TRA) opgesteld dan kun je met een LMRA vaststellen of alle maatregelen uit de TRA zijn genomen. Meer informatie hierover vind je in Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 6
Uitgangspunt is dat de werkzaamheden pas worden gestart, als alle maatregelen zijn genomen. De LMRA is verplicht voor iedereen die werkt voor een VCA-gecertificeerd bedrijf en wordt aanbevolen als je voor een niet-gecertificeerd bedrijf werkt.
De LMRA doe je in de volgende vier stappen:Let op:
Zijn er mogelijk gevaren op je werkplek? Begin niet aan het werk als je twijfelt of geen positief antwoord of onvoldoende informatie hebt gekregen! Overleg
in dat geval met je leidinggevende.
Het werk kan Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM) worden gestart als alle vragen met 'JA' zijn beantwoord. Bij twijfel of als je een vraag met 'NEE' hebt beantwoord, ga je (nog) niet aan het werk. Je kijkt dan 'eerst' of je maatregelen kunt nemen om het werk toch VGM uit te voeren.
1.8 - Werkplekinspecties
Regelmatig moet je direct leidinggevende de werkplek inspecteren om na te gaan welke Veiligheid, Gezondheid en Milieuverantwoorde (VGM) risico's er zijn. Hij is tenslotte de eerstverantwoordelijke voor VGM op de werkplek. Het is goed als ook niet-leidinggevenden deelnemen aan deze inspecties. Zo wordt op een andere manier gekeken naar de veiligheid op je werkplek. Wel dient dit altijd onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende te gebeuren. De leidinggevende is ook verantwoordelijk voor het nemen van de maatregelen als er tijdens de inspectie iets niet VGM blijkt te zijn.
Bij een inspectie wordt gelet op:Het is handig om bij de werkplekinspectie een checklist te gebruiken. Voor de samenstelling van zo'n inspectielijst kan de werkgever of preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris) informatie inwinnen bij de arbodienst van het bedrijf.
Het is verstandig dat werkgevers en direct leidinggevenden duidelijke afspraken maken over:De urgentie om een knelpunt op te lossen, wordt bepaald door de grootte van het risico. Maar ook andere overwegingen kunnen een rol spelen, bijvoorbeeld de kosten en de praktische uitvoerbaarheid van de maatregelen. In hoofdstuk 5 is een methode beschreven waarmee je kunt inschatten hoe groot een risico is en of dit risico aanvaardbaar is.
Observatie Onveilig Gedrag (OOG)
De OOG-ronde is een manier voor het uitvoeren van een werkplekinspectie. Het doel is het signaleren én corrigeren van onveilig gedrag. Bij de
OOG-ronde wordt door één of meerdere leidinggevenden een rondgang gehouden over de werkplek waarbij gekeken wordt naar het veiligheidsgedrag
van medewerkers. Als tijdens de rondgang een medewerker gezien wordt die onveilig gedrag vertoont dan wordt de medewerker aangesproken en gevraagd of hij
of zij zich bewust is van het onveilige gedrag. Vaak sluipt onveilig gedrag in de werkwijze en ben je je daar niet meer van bewust. Soms worden ook andere
medewerkers dan leidinggevenden gevraagd mee te lopen in een OOG-ronde.
1.9 - Houding en gedrag
Veel ongevallen op het werk zijn het gevolg van onveilige handelingen door de persoon die het ongeval overkomt. Waarom werken we vaak onveilig en wat kunnen we doen om toch veilig te werken?
Als we een onveilige handeling doen, bijvoorbeeld onze veiligheidsbril niet opzetten bij het werken met een slijptol, leidt dat in de meeste gevallen niet tot een ongeval. Daardoor onderschatten we het gevaar; er gebeurt toch niets en het gebruik van de veiligheidsbril wordt vaak als hinderlijk ervaren. Daarnaast zijn we vaak geneigd onszelf te overschatten. Wij zien het gevaar wel maar denken niet dat ons iets overkomt als we maar goed blijven opletten. We doen het altijd zo en er is nog nooit iets gebeurd. Deze overschatting van onszelf en de onderschatting van het gevaar heeft vele ongevallen veroorzaakt. Vrijwel iedereen kan situaties bedenken waar het maar net goed is afgelopen. Toch blijven we vaak volharden in het vertonen van het onveilige gedrag, totdat ons echt een ongeval overkomt.
Daarnaast wordt ons gedrag ook in belangrijke mate bepaald door de omgeving, onze collega's. Als geen van je collega's zijn veiligheidsbril draagt, ben je eerder geneigd deze zelf ook niet te dragen omdat je niet wilt opvallen in de groep. Dit is vaak alleen te doorbreken als de werkplekleiding het belang van veilig werken benadrukt, hier nadrukkelijk op toeziet, het goede voorbeeld geeft en medewerkers zo nodig aanspreekt en corrigeert.
Ook is het belangrijk dat je het gewenste gedrag kunt vertonen. Als de veiligheidsbril niet beschikbaar is dan kun je hem ook niet opzetten. De werkgever is verplicht om te zorgen dat de middelen om veilig te kunnen werken op het werk beschikbaar zijn.
Onveilig werken wordt ook vaak veroorzaakt doordat de werkgever soms strijdige doelen stelt. Er wordt gezegd dat je veilig moet werken, maar ook moet het werk op tijd klaar zijn want de klant wil dat. Vaak is dat niet mogelijk en wordt er toch onveilig gewerkt om maar op tijd klaar te zijn. Veel incidenten zijn te voorkomen als je durft te zeggen dat de grens om nog verantwoord en veilig te werken is bereikt. Daar is lef voor nodig en een klimaat waarin je werkplekleiding accepteert dat je aangeeft dat het veiligheidsrisico niet meer acceptabel is. Als een klus onder tijdsdruk staat of als er andere zaken zijn waardoor de veiligheid onder druk kan komen te staan, neem dan juist de tijd om te bespreken of het verantwoord is om de werkzaamheden door te laten gaan. Neem geen gok in de hoop dat het goed afloopt.
1.10 - Werken zonder stress
Stress op het werk komt regelmatig voor. Stress kan leiden tot lichamelijke, psychische of sociale gevolgen. Dit zijn bijvoorbeeld irritaties, sterke emotionele reacties bij kleine tegenslagen, langdurig verzuim of slechter slapen. Langdurige stress kan leiden tot langdurig verzuim, overspannenheid en een burn-out.
Onder werkstress wordt verstaan stress door of in de werksituatie.
Werkstress kan ontstaan door werkdruk of ongewenst gedrag zoals agressie en geweld, seksuele intimidatie, discriminatie of pesten. Het werk bestaat uit energievreters (werkdruk) en energiegevers (compliment van je opdrachtgever of leidinggevende) die zorgen voor het werkplezier. Er moet een balans zijn tussen de energievreters en de energiegevers. Als deze balans te veel uitslaat naar de energievreters kan stress ontstaan.
Werkdruk
Belangrijk bij het ontstaan van stress is hoe je de balans tussen energievreters (werkdruk) en energiegevers (werkplezier) ervaart.
Herken de signalen die kunnen leiden tot verhoging van de werkdruk en bespreek deze tijdig met je leidinggevende en collega's. Vraag om hulp als dat nodig is. Durf "nee" te zeggen als je al aan je maximum zit en bespreek zo mogelijk de alternatieven. Bespreek de regelmogelijkheden die je hebt, zodat je meer zelfstandigheid krijgt bijvoorbeeld bij het bepalen van de werkvolgorde, de methode en het tempo.
Regelmogelijkheden zijn energiebronnen. In het algemeen geldt: hoe meer regelmogelijkheden, hoe meer mogelijkheden er zijn om ongezonde werkstress te voorkomen.
Beperk overmatig overwerken. Overwerk is soms nodig om een klus af te krijgen maar als dit structureel wordt, kijk dan naar de oorzaken en wat je daaraan zelf kunt doen. Luister naar je eigen lichaam. Door te hoge werkdruk kan je ook eerder lichamelijke klachten krijgen. Bespreek dit met je leidinggevende of maak zo nodig een afspraak met de bedrijfsarts.
Ongewenst gedrag
Als medewerker breng je een groot deel van je tijd door op je werk. De omgang met collega's, leidinggevenden en klanten heeft veel invloed op hoe je
je voelt. Agressie en geweld, seksuele intimidatie, discriminatie of pesterijen door collega's of door klanten kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor
je gezondheid en voor je functioneren. De werkgever is verplicht ongewenst gedrag te voorkomen en als dat niet mogelijk is de gevolgen te beperken. Ook
draag je hiervoor zelf verantwoordelijkheid.
Ongewenst gedrag in onze branche kan veroorzaakt worden door collega's of leidinggevenden, maar ook door opdrachtgevers, klanten of bezoekers. Je werkgever is verplicht een beleid te voeren om ongewenst gedrag te voorkomen. Vaak is er binnen je bedrijf een vertrouwenspersoon aangesteld waar je, als je te maken krijgt met ongewenst gedrag, kan aankloppen. Sommige bedrijven hebben ook een klachtenregeling en een klachtencommissie waar je een formele klacht kan indienen. Als je last hebt van ongewenst gedrag van één of meerdere collega's schakel dan tijdig hulp in. Geef aan dat je last hebt van ongewenst gedrag door de direct betrokkene aan te spreken op zijn gedrag. Geef aan dat je wilt dat de ander stopt met dit gedrag. Als dat lastig is, ga dan naar je leidinggevende of de vertrouwenspersoon.
Wees ook zelf alert dat je geen ongewenst gedrag vertoont. Het sluipt er ongemerkt in terwijl je vaak geen idee hebt welk effect dat kan hebben bij een collega.
1.11 - Werken bij derden
Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM) werken heb je vrijwel nooit geheel zelf in de hand. Werk je samen met collega's, dan hebben óók zij invloed op de werksituatie. Meestal is er ook personeel van andere werkgevers aan het werk. Met elkaar realiseer je het project. Vaak heeft elk bedrijf een eigen visie op VGM-werken. Gebeurt het werk op het terrein van een opdrachtgever, dan heb je soms ook nog te maken met de huisregels van deze opdrachtgever.
Veilig werken door samenwerking en overleg
Het kan gebeuren dat je – zonder daarbij stil te staan – een gevaarlijke situatie creëert voor medewerkers van een ander bedrijf. Er staat
bijvoorbeeld een schakelkast met spanning voerende delen open of een vloerluik naar een kruipkelder is verwijderd. Alleen in goed overleg zijn dergelijke
gevaren te voorkomen. Daarom is het nodig dat de leidinggevenden van de verschillende bedrijven informatie uitwisselen over het werk, de te gebruiken
(hulp)middelen, de uitvoeringstechniek en de planning. Veilig werken doe je door onderling afspraken te maken die bij voorkeur worden vastgelegd in een
VGM-projectplan. Verder zijn er de risico's van het beroep, zo werk je bijvoorbeeld als elektromonteur spanningsloos om elektrocutie te voorkomen.
Veilig werken in de utiliteitsbouw
In de utiliteitsbouw zijn vaak diverse aannemers bij een project betrokken. Soms hebben zij verschillende VGM-voorschriften. Ook hier zorgt overleg voor
een veilige en gezonde werkplek. Kenmerkend voor de utiliteitsbouw is dat de werkplek verandert naarmate het werk vordert. Eerst wordt de fundering
gestort, dan het casco gebouwd en daarna volgt de afbouw en de inrichting van het gebouw. Ook de toe te passen VGM-maatregelen hebben een tijdelijk
karakter.
De kans dat je bij een (renovatie)klus in een gebouw van voor 1994 asbest tegen komt, is groot. Asbest werd in het verleden veel gebruikt als toeslagmateriaal of hoofdbestanddeel in materialen die werden toegepast in bouwwerken, installaties en woonhuizen. Het bewerken, verwerken en in voorraad houden van asbest is in Nederland sinds 1 juli 1993 verboden.
Chroom-6 is een stof die na blootstelling op termijn kan leiden tot gezondheidsschade. De stof kan zowel via de ademhaling als via de huid in je lichaam terecht komen. Daarom is het van belang dat bij de werkvoorbereiding aandacht is voor de mogelijke aanwezigheid van chroom-6. Beheersmaatregelen, zoals arbeidshygiënisch werken, aandacht voor orde en netheid en het juist gebruiken van je PBM-en is meestal voldoende.
Op de bouwplaats is het vaak stoffig. De grove stofdelen zijn goed zichtbaar, maar blijven minder lang zweven en komen ook minder diep in je longen. Je moet vooral zeer fijne stofdeeltjes die deels uit kwarts bestaan vrezen. Kwarts komt voor in nagenoeg alle steenachtige bouwmaterialen en is daarom niet eenvoudig uit te bannen.
Vallen van hoogte is een belangrijk risico bij het werken in de utiliteitsbouw. Veel installatiedelen moeten op hoogte worden aangebracht en daarbij ontstaat vaak valgevaar. Val- en struikelgevaar treden op als gevolg van afvalmateriaal dat niet regelmatig wordt opgeruimd, een bouwterrein dat door regenval en vrachtverkeer niet goed te belopen is en het ontbreken van goede verlichting.
Om risico's te vermijden, wordt bij de start van het project bepaald welke maatregelen er per stadium van de bouw nodig zijn. Je werkgever kan hiervoor dan tijdig de juiste voorzieningen treffen. Ook andere mensen betreden het bouwterrein. Denk aan medewerkers van andere bedrijven en spelende kinderen (na werktijd). Het is daarom belangrijk de werkplek na het werk en tijdens pauzes veilig achter te laten. Zorg er bijvoorbeeld voor dat machines elektrisch losgekoppeld zijn, zodat ze niet per ongeluk gestart kunnen worden waardoor onveilige situaties ontstaan.
Veilig samenwerken in de woningbouwDe veiligheidsmaatregelen zijn ook hier meestal tijdelijk en veranderen soms per dag. Bij renovatiewerkzaamheden in de woningbouw kun je op verborgen asbest stuiten en dat vormt een extra risico. Asbest werd in Nederland vanaf 1945 tot 1994 veelvuldig gebruikt als isolatiemateriaal, bijvoorbeeld in cv-ketels. Het is van groot belang dat je werkgever deze risico's in kaart brengt voordat de werkzaamheden starten. Vervolgens moet hij afspraken maken over de VGM-maatregelen en de werkzaamheden afstemmen met de overige bouwpartners. Net als in de utiliteitsbouw is het in de woningbouw belangrijk dat je de werkplek in de pauzes en na werktijd veilig acterlaat.
Veilig samenwerken in de (proces)industrie
In de (proces)industrie kan onveiligheid grote gevolgen hebben voor mens en milieu. Deze bedrijven nemen daarom veel maatregelen om de VGM-risico's
voor alle partijen zo klein mogelijk te maken. Vóór aanvang van de werkzaamheden moeten medewerkers bekend zijn met de geldende VGM-voorschriften.
Deze voorschriften zijn meestal gebaseerd op jarenlange ervaring. Als je de voorschriften nauwgezet opvolgt, kun je er vanuit gaan dat je veilig, gezond en
milieuverantwoord aan het werk bent.
De algemene risico's in de industrie zijn dezelfde als die in de utiliteitsen woningbouw. In de (proces)industrie moet je daarnaast ook rekening houden met bijzondere VGM-risico's. In de (petro)chemische industrie krijg je te maken met gevaarlijke stoffen die worden verwerkt, opgeslagen of gebruikt voor hun proces. Als gewerkt wordt met aardolie-achtige stoffen kunnen gezondheidsschadelijke dampen van deze stoffen vrijkomen. Dan is er mogelijk ook explosiegevaar en gelden er strenge veiligheidsmaatregelen. Bijvoorbeeld door het gebruik van onjuist gereedschap kan een kleine vonk ontstaan met grote gevolgen. Het is daarom in explosiegevaarlijke gebieden of ruimten verboden om je mobiele telefoon bij je te hebben.
Laat je daarom vooraf goed informeren over het soort producten waarmee je in aanraking kunt komen. Wat je op deze werkplekken ook zeker niet mag onderschatten, is het risico van draaiende delen. Bij het werk in de (proces)industrie worden de VGM-maatregelen vaak vastgelegd in een werkvergunning.
Veilig samenwerken in de on- en offshore
Het werk op booreilanden en productieplatforms is niet zonder gevaar. Het (onderhouds)werk wordt vaak uitgevoerd door verschillende aannemers. De
procedures en instructies verschillen vaak per aannemer. Daarom zijn een werkplekintroductie, voorlichting en speciale trainingen noodzakelijk voor veilig
en gezond werken. De ervaring leert dat bij ongevallen op boorplatforms vaak het personeel van aannemers betrokken is. Het is daarom absoluut noodzakelijk
dat iedereen vooraf op de hoogte wordt gesteld van de risico's die op het project aanwezig zijn. Voor het werken op een boorplatform moet je eerst
een speciale veiligheidstraining volgen.
Veilig samenwerken in de infratechniek
Werken in de infratechniek omvat het werken aan wegen, spoorwegen of bij waterwegen (bruggen, sluizen en stuwen). Werkzaamheden aan wegen of spoorwegen
worden het veiligst uitgevoerd als het weg- of treinverkeer is stilgelegd of wordt omgeleid. Helaas is dit niet altijd wenselijk en moet er gewerkt worden
terwijl het verkeer, soms gedeeltelijk, doorrijdt. Om het verkeer zo min mogelijk te hinderen, vinden de werkzaamheden regelmatig 's avonds, 's
nachts en in het weekend plaats.
Wegwerkzaamheden kunnen gevaarlijke situaties opleveren voor zowel de wegwerkers als de weggebruikers. Tijdens wegwerkzaamheden wordt het verwachtingspatroon van de weggebruikers verstoord en dat is een belangrijke oorzaak van ongevallen. Daarom is het van belang de wegen juist af te bakenen en/of af te zetten. De manier van wegafzetting is afhankelijk van het soort weg (rijkswegen, autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom). Deze afzettingen moeten door een gecertificeerde medewerker worden geplaatst en zo nodig onderhouden. Wijzig zelf nooit iets aan een wegafzetting, je kunt daarmee jezelf of je collega's ernstig in gevaar brengen.
Als je langs de weg of langs het (metro)spoor werkt, dien je hiervoor een speciale cursus 'Veilig werken langs de weg' of 'Veiligheid en Toegang tot het Spoor' te volgen. Langs het spoor (metro, trein of tram) moet je ook in het bezit zijn van het digitaal veiligheidspaspoort van de Stichting Railalert.
Bij graafwerkzaamheden is een goede planning belangrijk voor de veiligheid. Bijvoorbeeld dat tijdig de KLIC-informatie bij het Kabel en Leiding Informatie Centrum is aangevraagd en beschikbaar is op de werkplek waar (machinaal) gegraven wordt. Ook het plaatsen van de juiste verkeersmaatregelen zorgt voor een veilige werkplek.
En als we het hebben over graven, kan dit alleen veilig en gezond in een niet-verontreinigde bodem. Als dit wel het geval is, gelden strikte veiligheidsmaatregelen, die zijn vastgelegd in de CROW-publicatie 400 'Werken in en met verontreinigde bodem'.
Veilig samenwerken in de haven
Werken in de haven betekent dat je in aanraking kan komen met de overslag van goederen. Dit kan zijn in de vorm van droge bulk (bijvoorbeeld ijzererts),
natte bulk (bijvoorbeeld olie), stukgoed (bijvoorbeeld auto's en vaten) en zeecontainers.
Bij het werken aan installaties op de kade moet je rekening houden met (op rails rijdende) kranen met grote grijpers om los gestort materiaal op te pakken, te transporteren en te storten. De grijpers die in de laadruimten van schepen gaan, kunnen een massa hebben van 50 tot 80 ton. Bij deze veiligheidsgevaren moet je ook rekening houden met mogelijke gevaren voor je gezondheid. Ook op deze werkplek moet je je vooraf goed laten informeren over de van toepassing zijnde veiligheidsregels. Draag de juiste PBM-en en zorg dat je zichtbaar bent voor anderen. Een schoon veiligheidsvest of -pak verhoogt je zichtbaarheid en is belangrijk voor je eigen veiligheid.
Veilig werken bij particuliere opdrachtgevers
Bij het werk bij particuliere opdrachtgevers doen zich dezelfde risico's voor als op andere soorten bouwwerken. Maar er zijn ook verschillen. Een
particuliere opdrachtgever reageert soms anders dan een opdrachtgever in de bouw. Dus moet je de klant tactvol benaderen. Bovendien moet je niet alleen
vakkennis bezitten, maar ook een goede doe-hetzelver zijn. Want bij particulieren moet je veel dingen zelf doen en kan je meestal geen andere vakman
inschakelen. Daarnaast zijn de VGMaspecten niet geregeld volgens een plan of voorschriften. Ga op een verantwoorde manier om met de eigendommen van de
particulier en wees ook discreet met wat je aantreft.
Soms kan je te maken krijgen met agressie van de klant. Blijf dan professioneel en bespreek dit met je leidinggevende of de vertrouwenspersoon in je organisatie.
Voor een opdrachtgever in de bouw zijn VGM-maatregelen vanzelfsprekend, voor een particulier echter niet. Een particulier kan dus bezwaar maken, omdat er dure maatregelen moeten worden genomen, bijvoorbeeld voor het verwijderen van asbest. Asbest mag je, op enkele uitzonderingen na, niet zelf verwijderen. Die uitzonderingen zijn in regelgeving verwoord. Ga dus eerst na of aan deze regelgeving is voldaan, voordat je het asbest verwijdert. Je mag echter nooit in asbest snijden, zagen of boren, of asbest anderszins bewerken. Daarvoor moet de klant een gespecialiseerd asbest-verwijderingsbedrijf inschakelen. Een ander voorbeeld is het werken op een dak. Ook dit is aan strikte veiligheidsregels gebonden. Er moet een steiger of hoogwerker worden gehuurd en ook deze veiligheidsmaatregelen treffen de particulier direct in de portemonnee.
Veilig werken in een werkplaats of magazijn
In werkplaatsen en magazijnen wordt veel gebruikgemaakt van gereedschappen en hulpmiddelen, onder andere hijsgereedschap, lasapparatuur, diverse
gereedschapsmachines en vorkheftrucs. Deze middelen moeten natuurlijk voldoen aan de VGM-eisen en op een juiste manier worden gebruikt en onderhouden.
Als er in de werkplaats (elektrisch) gelast wordt, komt er lasrook vrij. Lasrook is een mengsel van gassen, dampen en deeltjes die vrijkomt bij het lassen en aanverwante processen, zoals slijpen en schuren. Voor lasrook geldt een zeer lage wettelijke grenswaarde ( 1 mg/m3 ). Bij het lassen van RVS kan ook chroom-6 vrijkomen. Zorg bij het (elektrisch) lassen altijd voor een goede afzuiging van de lasrook, het beste is zo dicht mogelijk op de plaats waar gelast wordt (bronafzuiging). Ruimteventilatie is met name van belang voor de omstanders/collega's in de ruimte. Ben je lasser gebruik dan altijd je PBM-en, ook als er ruimteventilatie en bronafzuiging wordt gebruikt.
Dit Blauwe Boekje is een goede leidraad om te bepalen welke VGM-maatregelen je moet treffen en wat je beslist niet mag doen. Dat schept duidelijkheid en kan nuttig zijn in het contact met de klant.
Tips om het veilig te doen
Dit hoofdstuk begon met de stelling: Veilig, Gezond en Milieuverantwoord werken heb je vrijwel nooit geheel zelf in de hand. Maar het is essentieel
dat het werk start met een goede werkvoorbereiding. Het in kaart hebben van de gevolgen voor veiligheid en gezondheid voor medewerkers geeft niet
alleen minder kans op ongevallen, maar komt ook de efficiëntie ten goede. Helaas is lang niet altijd vooraf voldoende informatie beschikbaar
om alle risico's uit te kunnen sluiten.
2 - Arbo- en milieuwetgeving
Aandacht voor veiligheid en gezondheid is zeker niet nieuw. Heel vroeger, in het begin van de vorige eeuw, was er niet veel kennis van en aandacht voor veiligheid, maar in onze tijd doen we er alles aan om het werk zo veilig mogelijk te maken. Wij hebben de techniek betrouwbaar gemaakt om ongevallen te voorkomen. Vervolgens kwamen er steeds betere wetten met als gevolg meer aandacht voor veiligheid en gezondheid en daardoor minder ongevallen en gezondheidsklachten. Het is daarom belangrijk de regels op te volgen en de techniek op de juiste wijze toe te passen. Dit hoofdstuk geeft je informatie over de Nederlandse en Europese regelgeving op het gebied van Veilig, Gezond en Milieuverantwoord werken (VGM).
2.1 - Uitgangspunten Arbeidsomstandighedenwet
In de Arbeidsomstandighedenwet (kortweg Arbowet) staat wat werkgevers en medewerkers moeten doen om te zorgen voor veilige en gezonde werkomstandigheden. Zij hebben hierin een gedeelde verantwoordelijkheid. De Arbowet geldt voor alle werkgevers en medewerkers in Nederland, dus ook voor stagiairs, inleenpersoneel en voor de zelfstandige zonder personeel. De Arbowet is erop gericht om de veiligheid en gezondheid van de medewerkers zoveel mogelijk te beschermen. Voor een goede samenwerking moeten medewerkers en werkgever regelmatig overleggen over de omstandigheden waarin veilig moet worden gewerkt. Namens de medewerkers wordt dit overleg veelal gevoerd door de Ondernemingsraad (OR) en haar VGM-commissie (of personeelsvertegenwoordiging). In veel gevallen is de werkgever verplicht een preventiemedewerker aan te stellen. Dit kan een Arbo- of VGM-functionaris zijn. Deze preventiemedewerker heeft ten opzichte van de werkgever een zelfstandige en onafhankelijke positie.
PreventiemedewerkerDe preventiemedewerker moet hiervoor natuurlijk wel de nodige deskundigheid hebben en/of opleiding krijgen. En hij/zij is in het bedrijf (parttime) vrijgemaakt om de verschillende preventietaken te kunnen uitvoeren. Bij bedrijven die maximaal 25 medewerkers in dienst hebben mag de directeur zelf de preventiemedewerker zijn.
Verplichtingen werkgeverZo staan in het Arbobesluit artikelen over werken met gevaarlijke stoffen, de inrichting van arbeidsplaatsen en bouwterreinen, de organisatie van de bedrijfshulpverlening, het voorkomen van te hoge fysieke belasting (bijvoorbeeld bij tillen of bij beeldschermwerk) en eisen aan machines en gereedschappen.
In de Arbeidsomstandighedenregeling staat de uitwerking van sommige bepalingen uit het Arbobesluit zoals de taken van de arbodienst of de keuring van hijskranen.
Toelichtingen vind je in Arbo-informatiebladen (AI-bladen), maar deze maken geen deel uit van de Arbowet. Ze geven praktijkinformatie. Wel kun je stellen dat een bedrijf voldoet aan de Arbowet en Arboregelgeving, als de AI-bladen juist worden toegepast. De bladen verschijnen onder toezicht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De bladen zijn opgezet rondom een bepaald thema, zoals bijvoorbeeld werken in een besloten ruimte, het opbouwen van rolsteigers of het beveiligen van wand- en vloeropeningen.
Doelvoorschriften
Volgens de Arbowet hebben werkgevers en medewerkers de mogelijkheid om voor een deel zelf te bepalen hoe ze aan de wettelijke eisen willen voldoen.
Bedrijven doen dit door samen met hun branchevereniging of sector op te schrijven hoe zij dit willen bereiken.
De arbocatalogus
In de Arbowetgeving staan vooral doelvoorschriften. Bijvoorbeeld dat je valgevaar bij werken op hoogte moet voorkomen. Hoe je dat moet doen, laat de
wetgever over aan de branches die daar zelf invulling aan geven in de arbocatalogus. Als een arbocatalogus is goedgekeurd door de Inspectie SZW, gelden
deze voorschriften voor alle bedrijven in de betreffende branche of sector.
Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO)
Je kan door je werkzaamheden gezondheidsschade oplopen. Stel je wordt regelmatig blootgesteld aan lawaai dan kan dat gevolgen hebben voor je gehoor. In de
RI&E worden deze risico's vastgesteld. In de Arbowet is opgenomen dat je in de gelegenheid moeten worden gesteld om periodiek een PAGO te
ondergaan. Een PAGO is gericht op de gezondheidsrisico's die je werkzaamheden met zich meebrengen. Het onderzoek wordt (onder verantwoordelijkheid)
door een bedrijfsarts uitgevoerd.
Preventief Medisch Onderzoek (PMO)
Je werkgever kan ook een PMO aanbieden. Het onderzoek is gericht op je algemene gezondheid en is een aanvulling op het PAGO. Steeds vaker is het PMO
gericht op zowel je algemene gezondheidsrisico als op de gezondheidsrisico's van je werk.
Overige wetgeving
Naast de hiervoor genoemde Arbowetgeving is er ook andere wetgeving, die ons beschermd tegen bepaalde negatieve aspecten op het werk.
Inspectie SZW
Bij verschil van mening over de arbeidsomstandigheden kan je de Inspectie SZW inschakelen. De Inspectie SZW (voorheen Arbeidsinspectie) is er
bijvoorbeeld ook voor klachten over arbeidstijden of het melden van arbeidsongevallen. Gelukkig is het niet nodig om alle bedrijfsongevallen te melden,
maar wel die fataal zijn of zo ernstig dat er sprake is van een ziekenhuisopname en/of (mogelijk) blijvend letsel. Het melden van een bedrijfsongeval
doe je volgens de in je bedrijf geldende afspraken en altijd in overleg met je leidinggevende.
Boete
De Inspectie SZW kan een werkgever een boete opleggen bij overtreding van de Arbowet, de Arbeidstijdenwet, de Wet Arbeid Vreemdelingen, de Wet minimumloon
en de Warenwet. Maar ook jij als medewerker kan een boete krijgen als je je niet aan de regels van de Arbowetgeving houdt. Dit kan als je de
veiligheidsinstructie niet opvolgt en je PBM-en niet juist gebruikt. Dit kan je zomaar een boete van rond de 400,- euro opleveren.
De overtredingen zijn ingedeeld naar 'zwaarte' met daaraan gekoppeld een boete die kan variëren van een paar honderd euro tot meer dan 13.000,- euro. Het boetebedrag loopt verder op bij herhaling of het niet opvolgen van de opgelegde maatregel. Daarnaast geldt een boetenormbedrag van 50.000,- euro wanneer een werkgever een arbeidsongeval niet direct meldt en waarbij de Inspectie SZW geen onderzoek meer kan verrichten.
Europese richtlijnen
Nederland heeft als lid een lange traditie in de Europese Unie. De wetgeving vanuit Europa moet worden doorgevoerd in de Nederlandse wetgeving. Sommige
regels zijn direct van kracht en andere moeten worden omgezet in nationale wetten. Veruit de meeste Europese wetgeving is geschreven in de vorm van een
richtlijn. Een richtlijn bevat 'doelstellingen' waaraan de lidstaten moeten voldoen, maar de landen kunnen zelf bepalen hoe ze hieraan
opvolging geven. De lidstaten streven naar eenzelfde niveau van arbeidsbescherming. Zo is in 1989 de 'kaderrichtlijn veiligheid en gezondheid op het
werk' aangenomen. Deze kaderrichtlijn is in Nederland voornamelijk opgenomen in de Arbowetgeving.
2.2 - Milieuwetgeving
Het behoud van ons milieu krijgt steeds meer aandacht. Door de opwarming van de aarde en de klimaatverandering, de vervuiling van de oceanen met plastic soep, de luchtvervuiling door CO2, stikstof en fijnstof en de geluidshinder door auto's en vliegtuigen worden we bijna dagelijks geconfronteerd met berichten over het milieu. Onze leefomgeving wordt steeds meer beïnvloed door de bodem- en waterkwaliteit en mogelijke geluidsoverlast en luchtverontreiniging.
Omgevingswet
De milieuwetgeving is ingewikkeld geworden en is aan vernieuwing toe. De noodzaak is voor een deel een gevolg van de strikte Europese milieuvoorschriften.
Samenwerken is nodig omdat luchtverontreiniging niet bij een grens stopt. Daarom wordt de milieuwetgeving opgenomen in de Omgevingswet. Deze wet bundelt
en moderniseert in één wet alle wetten voor de leefomgeving.
Wet milieubeheer
Als het gaat om de kwaliteit van onze leefomgeving moeten wij ons houden aan verschillende wetten, regels, besluiten en eisen. De Wet milieubeheer is een
raamwet, dit is een algemene wet waarbij de details nog moeten worden ingevuld. De wet legt in grote lijn vast hoe we ons milieu moeten beschermen. De
instrumenten zijn vooral terug te vinden in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB). Voor bedrijven staan de milieuregels vooral in het Activiteitenbesluit.
Activiteitenbesluit
Bijna alle bedrijven in Nederland vallen onder het Activiteitenbesluit. Hierin staan regels per soort milieubelastende activiteit (bijvoorbeeld
metaalbewerking) en per soort milieubelasting (bijvoorbeeld geluid) waaraan een bedrijf moet voldoen. En om het makkelijk te maken zijn deze voorschriften
uitgewerkt in de Activiteitenregeling. Bedrijven hebben ook te maken met diverse soorten meldingen in milieuregelgeving. Denk bijvoorbeeld aan het melden
van het toepassen van verontreinigde grond, het afgeven van afvalstoffen, het transporteren van afvalstoffen of een ongewoon voorval. De meldingseisen
zijn 'strenger' naarmate de milieugevolgen van het bedrijf (activiteit) groter zijn.
Wat kunnen wij doen?
Ieder van ons heeft invloed op onze leefomgeving, thuis én op het werk. Thuis is het vanzelfsprekend dat we groente-, fruit- en tuinafval (GFT)
gescheiden inzamelen. Glas, papier en 'klein chemisch afval' (KCA) deponeren we in speciale afvalcontainers. Op het werk kan je ook je steentje
bijdragen.
2.3 - Normen
Normalisatie is het nauwkeurig omschrijven en vastleggen van de eisen waaraan producten en diensten moeten voldoen. Zo kun je erop vertrouwen dat een kilo overal en altijd precies een kilo weegt en een meter altijd exact een meter lang is. Normalisatie kan ook betrekking hebben op de kwaliteit. Door de eisen in een norm te vermelden, ligt voor iedereen vast wat ze mogen verwachten. In Nederland zijn diverse organisaties betrokken bij het opstellen, beheren en distribueren van normen.
Een bouwwerk mag geen gevaar opleveren voor bewoners, gebruikers en omgeving. Daarom zijn voorschriften voor veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu vastgelegd in het Bouwbesluit 2012 (met inwerkingtreding van Omgevingswet wordt dit opgenomen in het Besluit Bouwwerken leefomgeving). Een bouwwerk moet altijd voldoen aan die voorschriften en daarom is in de installatietechniek het Bouwbesluit een belangrijk uitgangspunt.
In de arbo- en milieuwetgeving wordt nogal eens verwezen naar normbladen. Een NEN-norm beschrijft de stand van de techniek en heeft geen wettelijke status. Vaak is het wel zo, als je volgens het normblad handelt, je voldoet aan de wettelijke bepalingen. Naast normbladen zijn er voor onze werkzaamheden ook praktijkrichtlijnen waar we rekening mee moeten houden.
Nederlandse praktijkrichtlijn
De Nederlandse Praktijkrichtlijn NPR 3378 is de richtlijn voor gasinstallaties. De richtlijn geeft een toelichting bij de normbladen voor gasinstallaties,
zodat de gasinstallatie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.
Het Arbobesluit bevat voorschriften voor de arbeidsplaatsen en ook de regels voor het veilig werken aan elektrische installaties. De regels voor een veilige bedrijfsvoering zijn terug te vinden in de NEN 3140. Het Bouwbesluit regelt de eisen die gesteld worden aan de veiligheid voor de gebruiker van de elektrische installaties. Hierin wordt verwezen naar de norm NEN 1010.
NEN 3140 en NEN 3840
In de Arbowetgeving staat dat een werkgever verantwoordelijk is om ervoor te zorgen dat je elektrische installaties, apparaten en toestellen veilig kan
gebruiken. Ook moet een werkgever voorlichting geven over de gevaren. De algemene eisen in de Arbowet over het veilig werken aan elektrische installaties
staan verder uitgewerkt in de norm NEN 3140. Wanneer je voldoet aan de bepalingen van de NEN 3140 voldoe je ook aan de eisen die de Arbowet stelt aan
elektrische veiligheid.
De NEN 3840 is van toepassing op hoogspanningsinstallaties en komt in grote lijnen overeen met de voorschriften (aanwijzingen) van de NEN 3140. Zie ook paragraaf 4.6 'Veilig werken aan elektrische installaties'.
2.4 - VGM-Checklist
VGM-Checklist Aannemers (VCA)
VCA bestaat al sinds 1994. VCA staat voor Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers. De doelstelling van het VCA-systeem is het voorkomen van
ongevallen. VCA helpt je de veiligheid te verbeteren. Een VCA-certificering is voor opdrachtgevers vaak een eerste voorwaarde om een bedrijf uit te
nodigen voor het maken van een offerte of het gunnen van een opdracht. VCA is niet wettelijk verplicht. Maar bedrijven vinden VCA belangrijk, omdat ze
natuurlijk geen ongevallen willen maar ook vanuit commercieel oogpunt.
Certificering
De VCA-checklist bestaat uit elf rubrieken met vragen over veiligheid, gezondheid en milieu. Een 'verplichte' vraag is bijvoorbeeld: Is er
overleg binnen het bedrijf over Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM) werken? Een bedrijf komt alleen voor het certificaat in aanmerking als tenminste
alle 'verplichte' vragen door een Certificerende Instelling positief worden beoordeeld. Een certificaat is drie jaar geldig, mits het bedrijf
aan de eisen blijft voldoen. De certificerende instelling beoordeelt dit minimaal één keer per jaar.
De bedoeling van deze opleiding is dat iedereen zich goed bewust wordt van de noodzaak van VGM werken.
Het diploma of certificaat is alleen geldig als het voorzien is van het VCA-logo. Daarnaast zijn er vaak nog aanvullende opleidingen en trainingen nodig
om risicovolle werkzaamheden op de juiste wijze te kunnen uitvoeren. Voorbeelden hiervan zijn de cursussen NEN 3140, 'vorkheftruckchauffeur' en
'asbest herkennen'. Deze opleidingen zijn voor verschillende bedrijfstakken vastgelegd in de 'SSVV Opleidingengids: Risicovolletaak per
branche'. De werkzaamheden waarvoor een aanvullende opleiding vereist is, worden vastgesteld aan de hand van de arbeidsrisico's in de
bedrijfstak. Soms worden ook eisen gesteld aan de toetsing.
VGM-Checklist voor Uitzendorganisaties (VCU)
Soms doen bedrijven die werkzaamheden uitvoeren met een verhoogd risico of werken in een risicovolle omgeving, een beroep op uitzendkrachten. In dit geval
wil het uitleenbedrijf er zeker van zijn dat er VGM gewerkt wordt. Uitzendorganisaties die in het bezit zijn van een VCU-certificaat geven die zekerheid.
Zij kunnen zich laten certificeren op basis van de VCU-checklist. Voor intercedenten (bemiddelaars) of leidinggevenden van een uitzendorganisatie is er de
opleiding en het diploma 'Veiligheid voor Intercedenten en Leidinggevenden VCU' (VIL-VCU).
De VCA beschouwt uitzendkrachten als 'eigen' personeel en daarmee zijn zij je directe collega's. Maak deze collega's dus wegwijs in het VGM-werken van het bedrijf.
VGM-Checklist Opdrachtgevers (VCO)
De VCO is een richtlijn voor opdrachtgevers met als doel ongevallen te voorkomen door goed samen te werken met de VCA-gecertificeerde aannemer. De VCO
bevat een aantal minimumeisen, zodat het veiligheidssysteem van de opdrachtgever optimaal aansluit op dat van de aannemer. VCO is bedoeld voor
opdrachtgevers die veel belang hechten aan veilig en gezond werken.
2.5 - Managementsystemen
In jouw bedrijf heb je misschien te maken met een managementsysteem voor ISO 9001, 45001 en/of 14001. De systemen geven een organisatie (bedrijf) inzicht in de risico's en de kansen, die kunnen leiden tot verbetering van de manier van werken en het uiteindelijke product of dienst.Kwaliteit: ISO 9001
Een ISO 9001-certificaat toont aan dat het bedrijf (organisatie) voldoet aan kwaliteitseisen van de klanten, wet- en regelgeving en de zelfopgelegde
regels. Of het bedrijf voldoet aan de regels wordt getoetst door een onafhankelijke (certificerende) instelling. Vanuit risico en kansen gestuurd bepaald
het bedrijf waaraan de meeste aandacht wordt besteed. Als bijvoorbeeld het inregelen van spanning op 0,25 mV nauwkeurig moet, is het kalibreren van de
meetinstrumenten een belangrijk proces. Als deze kalibratie wordt uitbesteed aan een extern bedrijf is het ook van belang om te weten of dit bedrijf kan
wat zij belooft. Het kwaliteitssysteem geeft aan welke stappen nodig zijn voor een beheerste inkoop van bijvoorbeeld dit kalibratieproces.
Gezondheid en veilig werken: ISO 45001
Iedereen wil op een veilige en gezonde manier de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Bij ISO 45001 gaat het om gezond en veilig werken op een
efficiënte manier. Hiermee kunnen werkgevers dus een veiligheidsen gezondheidssysteem opzetten waarmee ze risico's die jullie lopen tijdens het
werk zoveel mogelijk beperken en kansen benutten.
Hiervoor stellen zij een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) van het bedrijf op. De RI&E geeft inzicht in de arbeidsrisico's en in de wijze waarop deze risico's kunnen worden verkleind of weggenomen. Een belangrijk onderdeel uit deze norm is ook leiderschap. Leiderschap en betrokkenheid van het management is een belangrijk onderdeel van de norm. Bijvoorbeeld zorgen voor een goede veiligheidscultuur waarin je je veilig voelt om incidenten of gevaarlijke situaties te melden.
Veiligheidsladder
Verreweg de meeste incidenten gebeuren door onveilig handelen. Het idee is dat dit vaak te maken heeft met cultuur en gedrag. Om beter inzicht te krijgen
in het veiligheidsbewustzijn is de 'Veiligheidsladder' ontwikkeld. Het uiteindelijke doel is om het aantal onveilige situaties te verminderen
met minder incidenten (verzuim, schades) tot gevolg. De methode is gebaseerd op het door Shell ontwikkelde programma 'Hearts & Minds' en
beschrijft vijf treden. Een certificerende instelling meet waar je bedrijf staat op de veiligheidsladder.
Milieu: ISO 14001
Ook ISO 14001 is een internationale norm, maar met eisen voor een milieumanagementsysteem. Het gaat in dit geval om het werk zo te organiseren dat
milieuschade zoveel mogelijk wordt voorkomen. Je bedrijf moet weten wat er zoal mis kan gaan tijdens het werk en tot welke negatieve milieueffecten dit
kan leiden. Maar ook wat de gevolgen zijn voor het milieu als zich een calamiteit voordoet. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen van een brand? Vervolgens
is het van belang na te gaan welke milieueffecten kunnen optreden. Als een opslagtank in de brand staat, moet je misschien ook rekening houden met rook
en/of lekkage en bodemverontreiniging.
Deze norm dwingt een werkgever ook na te denken over 'groene technische oplossingen' en het in beeld hebben van (einde)levenscyclus perspectief van het product en/of dienst. Dit betekent het bewust omgaan met milieuverantwoorde grondstoffen, nadenken over hoe het product zonder milieuschade (CO2 -impact) kan worden gebruikt en hoe het product na gebruik verantwoord kan worden afgedankt. Bij afdanken gaat het vooral om hoe voorkom je milieugevaarlijk afval en hoe kan het product en/of de onderdelen milieuverantwoord worden hergebruikt als grondstof.
3 - Algemene informatie over VGM-werken
In dit hoofdstuk vind je informatie die van belang is om in verschillende werksituaties Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM) te kunnen werken. In dit hoofdstuk krijg je informatie, aanwijzingen, voorschriften en tips over veiligheids- en gezondheidssignalering, orde en netheid, kwaliteitszorg en (milieu)hygiëne. Ook vind je informatie over wat je moet doen als er zich een calamiteit of ongeval voordoet.
3.1 - Veiligheids- en gezondheidssignalering
Ondanks goede maatregelen kunnen bijvoorbeeld elektriciteit, de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen of ernstige geluidshinder toch nog gevaar opleveren. Op de plaatsen waar zich dat gevaar voordoet, moet een waarschuwing worden aangebracht. Op de werkplek worden hiervoor universele veiligheidssignaleringsborden gebruikt. Door middel van eenvoudige, begrijpelijke symbolen waarschuwen deze borden voor een bepaald gevaar. Andere borden geven aan welke gedragsregels je in acht moet nemen voor je eigen veiligheid en die van anderen. De hiervoor gebruikte borden zijn genormeerd binnen de Europese Unie. In Nederland zijn de symbolen op de borden vastgelegd in de Arboregeling. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verbodsborden, gebodsborden, waarschuwingsborden, reddingsborden en borden in verband met brandbestrijdingsmateriaal. Een overzicht van de belangrijkste borden voor de installatiebranche vind je op de volgende pagina's.
Verboden te roken
Vuur, open vlam en roken verboden
Verboden met water te blussen
Verboden voor transportvoertuigen
Geen toegang voor onbevoegden
Niet aanraken
Eerste hulp
Veiligheidsdouche
Ogen spoelen
Telefoon voor redding en eerste hulp
Brancard
Vluchtweg / nooduitgang
Brandslang
Ladder
Blusapparaat
Telefoon voor brandbestrijding
Te volgen richting (wordt tezamen met één van de bovenstaande borden gebruikt)
Oogbescherming verplicht
Veiligheidshelm verplicht
Gehoorbescherming verplicht
Veiligheidshandschoenen verplicht
Veiligheidspak verplicht
Gelaatsbescherming verplicht
Veiligheidsschoenen verplicht
Adembescherming verplicht
Individueel harnas verplicht
Gevaar
Gevaar voor elektrische spanning
Transportvoertuigen
Radioactieve stoffen of ioniserende straling
Niet-ioniserende straling
Laserstraal
Struikelen
Vallen door hoogteverschil
Hangende lasten
3.2 - Orde en netheid op de werkplek
Bij je werkzaamheden maak je gebruik van materialen, handgereedschappen, stellingen, trappen, ladders en elektrische machines. Hierbij kan ook afval ontstaan. Al deze materialen, gereedschappen en het eventuele afval maken een werkplek onoverzichtelijk en daardoor onveilig.
Op de bouwplaats is vallen, struikelen en uitglijden daarom één van de meest voorkomende oorzaken voor ongevallen. Orde en netheid zijn belangrijke voorwaarden voor Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM) werken. Zorg niet alleen op de werkplek voor orde en netheid, maar ook in de gemeenschappelijke ruimten, zoals de toiletten en de was-, kleed- en schaftruimten.
Orde en netheid werkt prettig en veilig! Denk bij het opruimen ook aan het milieu. Voer (milieu)gevaarlijke stoffen volgens de richtlijnen en gescheiden naar soort af.
3.3 - Werkzaamheden altijd succesvol realiseren
Wil je succesvol voetbal spelen, dan moeten de juiste spelers op de goede plaats staan opgesteld. Ook moeten de spelers goed getraind zijn en weten wat ze moeten doen. Op de tribune zitten de 'klanten' en zij willen een spannende wedstrijd zien. Kortom, zij willen waar voor hun geld.
Jouw werkzaamheden kun je hiermee vergelijken. Om het werk succesvol uit te kunnen voeren, moet er veel georganiseerd worden en moeten de juiste mensen aanwezig zijn en de organisatie kloppen. Een werk kan ingewikkeld en omvangrijk zijn. Er kunnen veel zaken fout gaan en fouten herstellen kost vaak veel tijd en geld. Erger nog is het ongenoegen van de klant als het werk niet volgens afspraak verloopt. De kans op fouten neemt af wanneer een bedrijf vanaf de aanvraag tot en met de oplevering systematisch werkt en ervoor zorgt dat iedereen bekend is met de werkwijze.
Bedrijfsvoering heeft te maken met de manier waarop we het werk organiseren, zodat alles in één keer goed gaat en de klant krijgt wat hij heeft gevraagd. En dat de klant betaalt voor wat hij heeft afgesproken. Er zijn afspraken nodig (al dan niet vastgelegd in methodes, procedures en/of werkinstructies) om de werkzaamheden veilig en op een efficiënte manier te realiseren.
Veel bedrijven willen een systematische manier van werken waarborgen. Daarom maken zij gebruik van een bedrijfsmanagementsysteem. Zo'n systeem is gebaseerd op één of meerdere normen of richtlijnen. De toepassing van een managementsysteem moet fouten voorkomen door de werkwijze van aanvraag tot en met de oplevering efficiënt te organiseren. De toepassing van een managementsysteem geeft kansen om te leren van de gemaakte fouten, waardoor de werkwijze steeds verder kan worden verbeterd. Zie ook paragraaf 2.5.
3.4 - Arbeidshygiëne
Voor persoonlijke hygiëne op de werkplek zijn allereerst voorzieningen nodig om te kunnen eten, je te kunnen wassen en naar het toilet te kunnen gaan. Meestal zijn deze voorzieningen wel aanwezig op vaste locaties, grotere projecten en steeds vaker ook op kleinere werken. Daarnaast omvat hygiëne op de werkplek ook arbeidshygiënisch werken.
Persoonlijke hygiëne
Voor een goede gezondheid is het van belang dat je je handen wast vóór en na een bezoek aan het toilet, regelmatig onder de douche gaat en
schone kleding aantrekt. Het belang van persoonlijke hygiëne spreekt voor zich, thuis maar ook op de werkplek.
Arbeidshygiëne
Arbeidshygiëne richt zich op zaken die de gezondheid op het werk kunnen beïnvloeden. Dat is belangrijk, want tijdens het werk kom je in
aanraking met allerlei producten en stoffen die gevaarlijk kunnen zijn. Als deze in je lichaam komen, kan dat tot allerlei gezondheidsklachten leiden.
Die stoffen zijn gelukkig niet allemaal giftig, maar ze kunnen onder bepaalde omstandigheden toch schadelijk zijn voor je gezondheid. Zonder dat je het
merkt, kun je ze inademen. Ook als je rookt, eet of drinkt tijdens werkzaamheden of wanneer je huidcontact maakt met vuile werkkleding, kunnen stoffen
ongemerkt je lichaam binnendringen.
Het is een misvatting dat alleen medewerkers in de industrie in aanraking (kunnen) komen met gevaarlijke stoffen. Ook in werkplaatsen, in de bouw of aan boord van schepen worden gevaarlijke stoffen gebruikt. Denk aan kitten, lijmen, verfproducten en oplosmiddelen. Ook door het inademen van bouwstof (kwarts) kan je gezondheidsklachten krijgen. Gevaarlijke stoffen kunnen ook direct of na verloop van tijd risico's met zich meebrengen voor het milieu, het (grond)water en/of de bodem. Gevaarlijke stoffen in het milieu kunnen later ook gevaarlijk worden voor de mens. Bij het leggen van grondkabels kun je in aanraking komen met grond die vervuild is met PAK's (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen), vluchtige koolwaterstoffen en/of zware metalen of PFAS. Als je werkt aan het waterleidingnet in de straat kun je nog altijd leidingen van asbestcement tegenkomen.
PFAS is de verzamelnaam voor door de mens gemaakte chemische stoffen die in de loop der jaren in het milieu terecht gekomen zijn en die schadelijk zijn voor de mens en het milieu.
Een besmetting met biologische stoffen kan ook gezondheidsklachten veroorzaken. Biologische stoffen zijn stoffen die hun oorsprong vinden in levend materiaal (teken, virussen, bacteriën). Denk hierbij aan het onderhoud aan luchtbehandelingssystemen van kantoren of aan werkzaamheden in (riool)waterzuiveringsinstallaties. Ook kan je besmet raken in ruimten waar veel biologische producten aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de graan- of vleesverwerkende industrie.
In principe zal niemand een schadelijke stof eten of drinken. Toch komt het op het werk regelmatig voor dat schadelijke stoffen via de mond het lichaam binnendringen. Dit heeft dan vooral met een slechte persoonlijke hygiëne te maken. Wie niet vaak genoeg zijn handen wast of schone kleding aantrekt, loopt de kans dat vaste stoffen of vloeistoffen zich hechten aan de huid (handen) of de kleding en ongemerkt het lichaam binnendringen.
Vet oplossende stoffen worden via de huid gemakkelijk opgenomen in het bloed.
Het meest voorkomende gevaar op het werk zijn de gevaarlijke stoffen die in de vorm van gas, damp, nevel of stofdeeltjes de lucht verontreinigen en via de ademhalingsorganen je lichaam binnendringen. Boven een bepaalde concentratie kan deze verontreiniging hinderlijk zijn of je gezondheid schaden. Voorkom dus dat je wordt blootgesteld aan gevaarlijke concentraties van gevaarlijke stoffen.
Het gevaarsymbool op het etiket geeft aan wat het gevaar van de stof is. Lees dus altijd het etiket voordat je met een onbekende stof aan het werk gaat. Zie ook paragraaf 3.10.
3.5 - Milieuhygiëne op de werkplek
Stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid en het milieu mogen niet in de leefomgeving terechtkomen. Door daarop te letten, bescherm je het milieu en indirect ook je eigen gezondheid. Milieu en gezondheid worden vaak aangeduid met de term 'milieuhygiëne'.
Op de werkplek kun je zelf een bijdrage leveren aan milieuhygiënisch werken door te voorkomen dat (milieu)schadelijke stoffen het water, de lucht en de bodem verontreinigen. Binnen je eigen bedrijf, maar vaak ook op het project, is veelal een preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris) aangesteld die je kunt raadplegen over de regels en voorschriften die van toepassing zijn.
Milieuhygiënisch werken
Milieu-incidenten ontstaan vaak omdat we onvoldoende op de hoogte zijn wat de schadelijke effecten van een stof zijn voor het milieu. Ook kan het
voorkomen dat de juiste middelen om schadelijke stoffen af te voeren niet aanwezig zijn. Als je weet wat de effecten zijn van een stof op het milieu en
je hebt de juiste middelen beschikbaar, dan kun je met deze stoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde manier omgaan.
3.6 - Fysieke belasting: houding en beweging
Als monteur kun je een zwaar beroep hebben als je niet de goede maatregelen neemt. Niet alleen moet je regelmatig zware voorwerpen tillen, maar door de aard van het werk moet je vaak werken in houdingen die belastend zijn voor vooral je nek, schouders, rug en benen. Te zwaar tillen en langdurige overbelasting kunnen op den duur gezondheidsklachten veroorzaken en tot ziekteverzuim leiden.
Deze vormen van fysieke belasting komen bij het uitvoeren van een klus vaak in verschillende combinaties voor. Bijvoorbeeld als je een radiator of ketel van een centrale verwarming plaatst. Bij het verplaatsen en ophangen moet je veelal tillen en dragen en moet je de leidingen vaak in een ongunstige werkhouding aansluiten. Meestal is het niet goed mogelijk om de werkplek ergonomisch aan te passen (ergonomie = mensgericht ontwerpen).
Belasting en belastbaarheid
Tijdens je werk moet je verschillende werkzaamheden uitvoeren. Deze werkzaamheden tezamen vormen de dagelijkse belasting. Niet iedereen kan eenzelfde
belasting aan. De belastbaarheid van iemand hangt onder andere af van de leeftijd, geslacht, lichaamsgewicht, kracht en conditie. Wanneer de belasting
hoger is dan wat je aan kan, kan je gezondheidsklachten krijgen. De belasting kun je verlagen door bijvoorbeeld hulpmiddelen te gebruiken. Zoals een
lift voor het omhoog brengen van een cv-ketel of warmtepomp in plaats van deze te tillen. Als je op hoogte werkt is het gebruik van rolsteigers een goed
hulpmiddel ter vervanging van ladders en trappen. Klachten kan je ook voorkomen door je belastbaarheid te vergroten door een gezonde levensstijl, zodat
je conditie beter en je lijf sterker wordt.
Gouden regels voor fysieke belasting
Als je regelmatig of langdurig op een verkeerde manier je lichaam belast, kun je ernstige klachten krijgen.
3.7 - Schadelijk geluid
Op veel werkplekken is lawaai een groot probleem. De geluidssterkte wordt uitgedrukt in decibel (dB). Het menselijk gehoor is voor hoge tonen gevoeliger
dan voor lage. Hoge tonen van een bepaalde geluidssterkte ervaren wij als harder dan lage tonen met dezelfde geluidssterkte. Om de geluidssterkte van
verschillende toonhoogtes te vergelijken, is het A-filter ontwikkeld.
De geluidssterkte uitgedrukt in dB(A) geeft aan dat de geluidservaring voor alle toonhoogtes dezelfde is.
Gehoorschade kan optreden bij langdurige blootstelling aan geluidsniveaus boven 80 dB(A).
Hoe harder het geluid, hoe korter de tijd dat je er per werkdag van 8 uur aan blootgesteld mag worden. In de tabel hieronder zie je hoe lang je per dag aan een bepaald geluidsniveau mag worden blootgesteld zonder kans te lopen op blijvende gehoorbeschadiging (lawaaidoofheid). Bedenk dat elke 3 dB extra een verdubbeling van de geluidsintensiteit betekent.
Geluidsniveau d(B)A | Geluids-niveau d(B)A | Veilige dagelijkse verblijfsduur |
---|---|---|
80 | 8 uur | |
83 | 4 uur | |
86 | 2 uur | |
89 | 1 uur | |
92 | 30 minuten | |
95 | 15 minuten | |
98 | 7,5 minuten | |
102 | Circa 4 minuten | |
105 | Circa 2 minuten |
Gevolgen van te veel lawaai
Geluid plant zich voort in geluidsgolven. Dat zijn trillingen die via je gehoorgang het trommelvlies bereiken. Het trommelvlies geeft de trilling door aan
de middenoorbeentjes, die deze trilling versterkt doorgeven aan het zogenaamde slakkenhuis. In de slakkenhuisgang bevindt zich een vlies dat bekleed is
met trilhaartjes. Deze trilhaartjes zijn verbonden met haarcellen die de geluidstrillingen omzetten in elektrische signalen. Deze signalen worden via de
gehoorzenuw naar de hersenen gestuurd. De hersenen zetten de signalen vervolgens om in een geluidswaarneming.
Is er te veel lawaai, dan raken je haarcellen in het binnenoor verdoofd. Het gevolg is een tijdelijk gehoorverlies. Als de haarcellen vervolgens niet voldoende tijd krijgen om te herstellen, dan sterven ze op den duur af. Er is dan sprake van permanent gehoorverlies. In dit laatste geval kun je hoge tonen of zachte geluiden slecht horen en is het lastig om een gesprek te voeren, vooral in een rumoerige omgeving. Overmatige blootstelling aan lawaai kan ook tot gevolg hebben dat je voortdurend piep-, fluit- of bromtonen hoort, zonder dat er geluid aanwezig is (tinnitus). Hier kan je slaap- en concentratieproblemen en soms andere gezondheidsklachten door krijgen.
Lawaaidoofheid is in Nederland een veel voorkomende beroepsziekte. Het komt bij mensen die 40 jaar bij een geluidsniveau van 85 dB(A) hebben gewerkt, ongeveer 6 procent meer voor dan bij mensen die niet in een lawaaiige omgeving hebben gewerkt. Bij een geluidsniveau van 90 dB(A) is dat al 50 procent.
In de tabel staat hoeveel lawaai werktuigen en werkzaamheden veroorzaken. Tegenwoordig zijn er ook apps die het lawaai op je werkplek (globaal) kunnen meten.
Als je gemiddeld over de dag wordt blootgesteld aan een geluidsniveau (geluidsdosisniveau) van 80 dB(A) of hoger, dan moet je werkgever je de gelegenheid bieden je gehoor regelmatig te laten onderzoeken.
3.8 - Hand en -armtrillingen
Het is bekend dat werken met trillende en/of schokkende arbeidsmiddelen, zoals boor-, zaag-, slijp- en schuurmachines kans geven op gezondheidsschade. De trillingen en schokken kunnen leiden tot witte en/of dode vingers en bij een langdurige blootstelling tot gewrichtsklachten in handen en armen. Denk aan het zogenaamde 'witte vinger syndroom', waarbij je vingers gevoelloos worden, plotseling bleek worden en koud aanvoelen.
Wanneer zijn hand-armtrillingen schadelijk
Hand-armtrillingen zijn schadelijk voor je gezondheid als de waarde boven de grenswaarde van 5 m/s2 komt. De waarde wordt opgegeven als een dagdosis ofwel
de hoeveelheid trillingen waar je tijdens een achturige werkdag aan bloot mag staan. In de gebruiksaanwijzing bij het gereedschap vind je bij de
specificatie de trillingswaarde.
Gereedschap | Trillingswaarde (m/s2) | Frequentie (Hz) |
---|---|---|
Mechanische bekrachtigde hamers, sloop-/ breekhamers | 19 ± 9 | 20-50 |
Bik-/ hakhamers | 17 ± 13 | 10-100 |
Elektrische boorhamers | 6,8 ± 3 | 50-80 |
Nietpistolen/ schiethamers | 9 ± 6 | 50-100 |
Boor-, schuur-, slijp- en polijstgereedschap | 6.6 ± 4 | 60-200 |
Gereedschap | Mechanische bekrachtigde hamers, sloop-/ breekhamers |
Trillingswaarde (m/s2) | 19 ± 9 |
Frequentie (Hz) | 20-50 |
Gereedschap | Bik-/ hakhamers |
Trillingswaarde (m/s2) | 17 ± 13 |
Frequentie (Hz) | 10-100 |
Gereedschap | Elektrische boorhamers |
Trillingswaarde (m/s2) | 6,8 ± 3 |
Frequentie (Hz) | 50-80 |
Gereedschap | Nietpistolen/ schiethamers |
Trillingswaarde (m/s2) | 9 ± 6 |
Frequentie (Hz) | 50-100 |
Gereedschap | Boor-, schuur-, slijp- en polijstgereedschap |
Trillingswaarde (m/s2) | 6.6 ± 4 |
Frequentie (Hz) | 60-200 |
Voorkomen is beter dan genezen
Als je weet dat kou en vocht de kans op klachten vergroot, is het niet zo moeilijk om te bedenken dat het dragen van (veiligheids)handschoenen hier een
juiste maatregel is. Ook het niet roken tijdens de werkzaamheden draagt hieraan bij. Roken vernauwt namelijk de vaten in je vingers en daarmee wordt het
vaatvernauwende effect van trillingen extra versterkt.
Misschien kun je de werkzaamheden op een trillingvrije manier uitvoeren. Denk bijvoorbeeld aan 'schieten' in plaats van veelvuldig boren. Zie je mogelijkheden om de fysieke belasting tijdens het werk te verlichten, bespreek dit dan met je leidinggevende.
3.9 - Elektromagnetische velden
Als je werkt aan of in de omgeving van een installatie, met een fasestroom van meer dan 100 A bestaat de kans dat je wordt blootgesteld aan elektromagnetische velden (kortweg EMV). Dat is zeker het geval als je te maken hebt met antenne-installaties. Zie voor meer informatie ook paragraaf 4.16. We hebben dan te maken met een Europese Richtlijn die is opgenomen in onze Arbowetgeving.
EMV ontstaan bij opwekking, transport of gebruik van elektriciteit, het opwarmen van materialen door inductie en het draadloos verzenden van informatie. Laagfrequente EMV (0 tot 100 KHz) kunnen je zenuwcellen of spieren prikkelen. Hoogfrequente EMV (100 KHz tot 300 GHz) kunnen je lichaam opwarmen. Dit geeft mogelijke hittestress en/of schade aan je weefsels en organen. De bekendste bronnen in dit frequentiegebied zijn mobiele telefoons, radars en zendmasten.
Met de SZW-gids 'Elektromagnetische velden in arbeidssituaties' kan een installatiebedrijf beoordelen bij welke activiteit en/of voor welke medewerkers een nader onderzoek naar blootstelling aan elektromagnetische velden moet worden uitgevoerd. Meer informatie vind je op www.inspectieszw.nl.
Te veel is niet goed!
De FM-radio golven tussen 88-108 MHz zorgen voor mooie muziek en zijn niet schadelijk. Maar de zendantennes kunnen te hoge veldsterktes veroorzaken die
wel schadelijk zijn voor de gezondheid. De effecten die EMV op je lichaam hebben, hangen af van de frequentie en de sterkte van de velden. De
veldsterkte is het grootst dicht bij de bron en neemt snel af met de afstand tot de bron.
Gezondheidsrisico
Laagfrequente EMV (0 tot 100 KHz) kunnen velden en stromen in je lichaam opwekken, die zenuwcellen of spieren kunnen prikkelen. Hierdoor kan je
lichtflitsen zien en (mogelijk pijnlijke) prikkeling van zenuwen voelen. Je kan ook misselijk of duizelig worden of je evenwicht verliezen, waardoor
een onveilige situatie kan ontstaan. Hoogfrequente EMV kunnen je lichaam opwarmen. Als die opwarming groot genoeg is (als het veld daarvoor voldoende
vermogen heeft), kunnen gezondheidseffecten ontstaan.
3.10 - Gevaarlijke stoffen
Gevaren van het toepassen van (milieu)gevaarlijke stoffen worden regelmatig onderschat. Het idee leeft dat aan de stoffen die we gebruiken geen gevaren zijn verbonden. Mogelijk omdat je de meeste stoffen onder de categorie 'huis-, tuin- en keukenmiddeltjes' rekent. Zoals bijvoorbeeld verf, oplosmiddelen (thinner en terpentine), lijmen, vetten en ontvettingsmiddelen.
Risico is Kans maal Effect
Een stof is gevaarlijk wanneer deze – op korte of langere termijn – je gezondheid schaadt. Een gevaarlijke stof kan voorkomen als vaste stof, vloeistof,
gas of nevel. Opname in je lichaam kan door inademen of inslikken, via de huid of de ogen. Blootstelling aan een hoge concentratie van een gevaarlijke
stof leidt meestal tot een acute vergiftiging. Bij acute vergiftiging zijn de gevolgen direct of binnen enkele uren tot enkele dagen merkbaar.
Bij een chronische vergiftiging is er sprake van langdurige blootstelling aan een gevaarlijke stof, meestal in een lage concentratie. Hierbij merk je de gevolgen soms pas na jaren. Vaak is dan onherstelbare schade aangericht, denk bijvoorbeeld aan het effect van kankerverwekkende stoffen zoals asbest of kwartsstof.
De schadelijk effecten van oplosmiddelen zijn inmiddels ruimschoots aangetoond. Ook bij lage concentraties kan een langdurige blootstelling leiden tot aantasting van je zenuwstelsel. Het gevolg zijn klachten, die ook wel bekend staan als het Organisch Psycho Syndroom (OPS). Mensen met OPS hebben bijvoorbeeld last van verminderde aandacht, een slecht (korte termijn) geheugen en kunnen slecht logisch nadenken.
Productveiligheidsinformatie
Weten wat de gevaren zijn, het nemen van de juiste maatregel(en) en juiste keuze persoonlijke beschermingsmiddelen zijn zeer belangrijk voor je
gezondheid. Wat je moet doen om Veilig, Gezond en Milieuverantwoord met een product te kunnen werken, kun je lezen op de verpakking.
Wereldwijd gelijke aanduiding van gevaarlijke stoffen
Wereldwijd moeten alle chemische producten zijn voorzien van eenzelfde soort etiket. Hiermee verdwijnen de oranje gevaarsymbolen, de bijbehorende
gevaarzinnen (R-zinnen) en de veiligheidsaanbevelingen (S-zinnen).
Pictogrammen
De wijziging betekent niet dat de oude indelingen van chemische stoffen en mengsels direct omgezet kunnen worden door alleen het symbool.
Nieuwe pictogrammen
Explosief
Irriterend, sensibiliserend, schadelijk
Gevaarlijk voor het aquatisch milieu
Oxyderend
Corrosief
Gassen onder druk
Ontvlambaar
Giftig
Lange termijn gezondheidsgevaarlijk
H-zinnen en P-zinnen
Er zijn internationale afspraken gemaakt om de gezondheidsrisico's van gevaarlijke stoffen aan te geven. Deze worden aangeduid met de H- en P-zinnen.
De 'H' komt van het Engelse woord 'Hazard' (gevaar) en 'P' is de afkorting van 'Precautions' (voorzorgsmaatregelen).
Voorbeelden zijn | |
---|---|
H240 - Ontploffingsgevaar bij verwarming. | P201 – Alvorens te gebruiken, de speciale aanwijzingen raadplegen. |
H261 - In contact met water komen ontvlambare gassen vrij. | P270 – Niet eten, drinken of roken tijdens het gebruik van dit product. |
H290 - Kan bijtend zijn voor metalen. | P233 – In goed gesloten verpakking bewaren. |
H362 - Kan schadelijk zijn via de borstvoeding. | P273 – Voorkom lozing in het milieu. |
H400 - Zeer giftig voor in het water levende organismen. | P284 – Adembescherming dragen. |
Productveiligheidsinformatie
Productveiligheidsinformatiebladen, of in het Engels 'Material Safety Data Sheets', geven meer gedetailleerde informatie over de stof. Zoals
eigenschappen van een stof, risico's bij het gebruik, over eerste hulpmaatregelen en de te gebruiken beschermingsmiddelen. Veelal worden ook
aanwijzingen gegeven voor een milieuverantwoord gebruik. Als je de aanwijzingen van de fabrikant goed opvolgt, kan het product zonder gevaar voor
je gezondheid of het milieu worden gebruikt. Maar als de aanwijzingen van de fabrikant niet worden gelezen of niet begrepen worden, kan een verkeerd
gebruik wel degelijk risico's inhouden voor je gezondheid of het milieu.
3.11 - Legionella
Een besmetting met de legionellabacterie kan de veteranenziekte veroorzaken. Deze bacterie leeft in water en kan zich onder bepaalde omstandigheden snel vermenigvuldigen. Zo vormt zich een bepaalde hoeveelheid bacteriën (aantal kolonievormende eenheden KVE) die gevaar kunnen opleveren. Je kan alleen worden besmet als je zeer fijne waterdruppeltjes met de legionellabacterie inademt.
Legionellarisico's
Onder bepaalde omstandigheden kunnen de legionellabacteriën zich zodanig vermenigvuldigen dat een voor je gezondheid gevaarlijke situatie optreedt.
Deze vermenigvuldiging gebeurt vooral bij een temperatuur van 25 tot 50°C in slijmlaagjes op de oppervlakten van installatie en reservoirs. Je kan
alleen worden besmet als het besmette water wordt verneveld en je hele kleine waterdruppeltjes inademt. Bijvoorbeeld tijdens het douchen, bij
fonteinen en vooral bij open koeltorens, maar ook bij luchtbevochtiging door waterverneveling zoals in sommige koeltorens.
Veteranenziekte
De veteranenziekte komt in verschillende vormen voor. Bij de lichte vorm heb je gedurende twee tot vijf dagen last van lichte, griepachtige
verschijnselen, zoals koorts, hoofdpijn, spierpijn en hoesten. Deze lichte vorm is niet gevaarlijk en daarom is er geen behandeling nodig. Bij de zware
vorm krijg je snel opkomende hoofdpijn, spierpijn en een ziek gevoel, gevolgd door longontsteking en hoge koorts. In dit geval is een snelle toediening
van de juiste antibiotica noodzakelijk. Elke huisarts kan deze voorschrijven. Hoe eerder de behandeling gestart wordt, hoe beter.
Laat de werkvoorbereiding ruim vóór de start van de werkzaamheden met proceswater aan luchtbehandelingsinstallaties en/of koeltorens contact opnemen met de opdrachtgever/eigenaar van de installaties. Gezamenlijk kunnen zij beoordelen welke risico's er zijn en welke maatregelen genomen moeten worden.
De aanwezigheid van legionellabacteriën in water kan en mag alleen worden vastgesteld in gekwalificeerde laboratoria. Wanneer in een installatie(s) legionellabacteriën worden aangetroffen, is het zaak om besmetting zowel voor jezelf als voor anderen te voorkomen. Meld de situatie meteen bij je direct leidinggevende of preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris).
3.12 - Explosiegevaar (ATEX)
Op elke werklocatie kan door bepaalde omstandigheden gas- of stofexplosiegevaar ontstaan. Dit geldt niet alleen bij (petro)chemische bedrijven. Onder bepaalde omstandigheden kan dit ook in kruip- en ketelruimten van woningen, winkels en bedrijfsruimten ontstaan. Op plaatsen waar brandbare stoffen kunnen vrijkomen waardoor er een explosie kan ontstaan, is de Europese richtlijnen ATEX van toepassing. ATEX staat voor de Franse woorden ATmosphere EXplosible.
Explosieve stoffen
Explosieve stoffen kunnen vast, vloeibaar en gasvormig zijn. In woningen vind je bijvoorbeeld spuitbussen, verf, reinigingsmiddelen en campinggasflessen.
Ook voorraden in magazijnen, werkplaatsen of winkels kunnen explosieve stoffen bevatten. Gas- en zuurstofflessen in serviceof bedrijfswagens kunnen een
explosie veroorzaken. Let goed op de gevarentekens op verpakkingen, die geven aan of producten stoffen bevatten die in een bepaalde situatie een explosie
kunnen veroorzaken. De oorzaak, uitwerking en de effecten van een explosie kunnen per geval verschillen.
Gas- en stofexplosies
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een gasexplosie (explosieve verbranding van een gasluchtmengsel) en een stofexplosie (explosieve verbranding van
een stofluchtmengsel). Een stofexplosie kan optreden bij onder meer suiker, cacao, meel en steenkoolstof. Ook in een timmerwerkplaats kan veel houtstof
circuleren dat kan leiden tot een explosie. Gevaarlijke stofconcentraties kunnen voorkomen in installaties en apparaten als molens, mengers en
elevatoren. Stof dat zich heeft afgezet op vloeren, constructieonderdelen of apparaten kan zelfs door een wind of drukstoot op wervelen en een explosieve
stofwolk vormen.
Explosiegrenzen
Iedere brandbare stof of gas (damp) heeft explosiegrenzen. Deze grenzen zijn met name van belang bij een gas- en stofexplosie. De ondergrens (=
Lower Explosion Limit, kortweg LEL) en bovengrens (= Upper Explosion Limit, kortweg UEL) geven de verhouding aan tussen stof of gas (damp) en lucht.
Deze explosiegrenzen geven het 'explosiegebied' aan, het gebied waarbinnen bij ontsteking een explosie kan optreden. Het mengsel bevat onder
de LEL te weinig brandstof en boven de UEL te veel brandstof en te weinig zuurstof om ná ontsteking te kunnen doorbranden.
De explosiegrenzen van brandbare gassen verschillen zeer sterk. Een paar voorbeelden:
Soort gas | Explosiegebied |
---|---|
Acetyleen | (LEL) 1,5 tot (UEL) 100 vol. % |
Aardgas & methaan (rioleringen) | (LEL) 5,0 tot (UEL) 15 vol. % |
Explosies bij agrarische bedrijven en particuliere woningen met methaan en aardgas komen regelmatig in het nieuws. Niet zelden vindt zo'n explosie plaats tijdens of na een onderhoud- of servicebezoek.
Vlampunt
Het vlampunt van een vloeistof is de laagste temperatuur (bij atmosferische druk 1013 mbar) waarbij zoveel damp vrijkomt dat deze kan ontbranden na
menging met de daarboven aanwezige lucht. Denk bijvoorbeeld aan ontvettingsmiddelen, wasbenzine en spiritus die je bij service en onderhoud gebruikt.
In een kleine ruimte kan de damp van deze middelen ontsteken tijdens het lassen of solderen door een vonk van een schakelaar of een las- of
soldeerapparaat.
Zelfontbrandingstemperatuur
De zelfontbrandings- of ontsteektemperatuur is de laagste temperatuur waarbij een brandbare vloeistof uit zichzelf kan ontbranden. De
zelfontbrandingstemperatuur is vooral van belang voor de keuze van de elektrische apparatuur in zones waar (ontsteekbaar) explosieve damp/ luchtmengsels
kunnen voorkomen.
Explosieveiligheid
Voor het ontsteken van een explosief mengsel is een minimale hoeveelheid energie nodig. Die energie kan geleverd worden door onder andere vlammen,
hete oppervlakken en vonken. In ruimten waarin een explosief mengsel mogelijk aanwezig is, mag je alleen apparatuur en gereedschap gebruiken dat het
mengsel niet kan ontsteken. Voor elektrisch materieel noemen we deze methode 'beschermingswijze'. Een installatie wordt in principe zo
ontworpen dat er geen brandbare stoffen ongewild of ongecontroleerd kunnen ontsnappen. Soms is het nodig dat je van deze eisen afwijkt.
Maatregelen ter voorkoming van explosies
Als op werkplekken explosiegevaar bestaat, zijn er meestal (bedrijfs) veiligheidsregels en (calamiteiten)procedures van toepassing. Deze kunnen per
werkplek verschillen. Daarom is het nodig dat je met een deskundige of preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris) overlegt. De werkzaamheden mogen
pas worden uitgevoerd als deze deskundige je hiervoor toestemming heeft gegeven, meestal door middel van een werkvergunning. Zijn er ruimten of plaatsen
waar een explosieve atmosfeer kan voorkomen, dan moet dit met waarschuwingsborden worden aangegeven. Waar mogelijk moet worden vermeden dat je in een
brand- of explosiegevaarlijke omgeving werkt. Houd als vuistregel aan dat onder normale bedrijfsomstandigheden werken in zone 1 of 21 moet worden vermeden.
Alleen bij defecten of storingen kan het nodig zijn, dat je in een zone 0 of 20 zou moeten werken. Bedenk dat veel brandbare of explosieve stoffen
schadelijk zijn voor je gezondheid, zelfs in concentraties ver beneden de onderste explosiegrens (LEL). Twijfel je, vraag dan eerst advies aan je
direct leidinggevende of een deskundige.
3.13 - Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM-en)
PBM-en beschermen je tegen gevaar. In dit boekje betekent gevaar de aanwezigheid van een bron die schadelijk kan zijn voor je veiligheid of gezondheid.
Denk bijvoorbeeld aan chloorbleekmiddel, een product dat je in bijna ieder huis aantreft. Deze stof werkt bijtend op je ogen, bij inademing veroorzaakt
het keelpijn en ademnood en op je huid veroorzaakt het roodheid en blaren.
Er is sprake van een risico als bij een gevaar rekening wordt gehouden met de kans dat een ongewenst effect kan optreden. Zolang het chloorbleekmiddel
in een afgesloten fles zit, is de kans dat je het in je ogen krijgt of op je huid komt klein, er is dan sprake van een gering risico.
Op het werk is het van belang dat alle gevaren en risico's in kaart worden gebracht. Vraag vóór het starten van de werkzaamheden naar de geldende taakrisicoanalyse (TRA). Wees kritisch op de beheersmaatregelen en de voorgeschreven PBM-en. Alleen door de juiste toepassing kun je Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM) werken.
Een taakrisicoanalyse (TRA) is een risicobeoordeling van een taak die voorafgaand aan de werkzaamheden wordt uitgevoerd om de benodigde beheersmaatregelen vast te stellen en te nemen.
Bronaanpak en -maatregelen
VGM-werken begint niet met het inzetten van PBM-en, maar begint met het wegnemen van gevaarlijke en risicovolle bronnen. Bijvoorbeeld door een lawaaiige
machine te vervangen door een stille. Als bestrijding bij de bron niet mogelijk is, moet de werkgever zoeken naar een collectieve bescherming. Om bij
hetzelfde voorbeeld te blijven: hij kan de machine in een aparte ruimte plaatsen, zodat niemand meer last heeft van de herrie. Als ook een collectieve
bescherming niet mogelijk is, moet de werkgever overgaan tot het (gratis) verstrekken van PBM-en. In de TRA's kun je lezen wanneer je welke soort
en type PBM moet gebruiken. Zie hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 voor meer informatie.
Samen verantwoordelijk
Je werkgever moet ervoor zorgen dat je over de juiste PBM-en beschikt, zodat je het werk veilig en gezond kunt uitvoeren. Je werkplekleiding moet je
goed instrueren over het juiste gebruik ervan. Daartegenover ben jij verplicht de verstrekte PBM-en op de juiste wijze te gebruiken.
De PBM-procedures zijn dus een zaak van werkgevers én medewerkers. De Ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging en de preventiemedewerker kijken bij het opstellen van de procedures mee. Bij de preventiemedewerker kun je ook terecht als je vragen hebt en zeker ook als je tips en verbeterpunten hebt.
CE-markering
Aan PBM-en worden eisen gesteld die zijn gebaseerd op Europese normen en richtlijnen. Ook mag het materiaal van een PBM geen gezondheidsrisico's
voor jou als gebruiker opleveren. Als het PBM aan alle eisen voldoet, mag de fabrikant een CE-markering aanbrengen. Als het is voorzien van de
CEmarkering, kan je ervan uitgaan dat het PBM voldoet aan de gestelde eisen.
Beschermende kleding
Bij veel bedrijven wordt bedrijfskleding gedragen. Soms vallen die in de categorie beschermende kleding. Bedrijfskleding heeft vooral een representatieve
functie. Wees je ervan bewust dat schone bedrijfskleding bijdraagt aan een goed imago van je bedrijf. In specifieke omstandigheden, zoals bij vuil werk
of lassen, wordt van je verwacht dat je beschermende werkkleding over je (bedrijfs)kleding draagt. Deze kleding beschermt niet alleen tegen vuil worden,
maar biedt ook een zekere mate van veiligheidsbescherming. Daarom wordt deze kleding ook wel veiligheidskleding genoemd.
Als algemene werkkleding niet voldoende bescherming biedt, moet je speciale beschermende kleding dragen. Deze kleding wordt gekozen aan de hand van de vereiste beschermingsgraad en de specifieke werkomstandigheden. Overalls met vlamwerende eigenschappen of speciale eigenschappen bij statische elektriciteit zijn voorbeelden van speciale beschermende werkkleding.
Let op:
Verkeerd wassen kan de speciale beschermende eigenschappen aantasten. Volg dus het wasvoorschrift goed op. Kleding die onbedoeld bloot heeft
gestaan aan chemisch gevaarlijke of schadelijke stoffen, moet worden gereinigd door een gespecialiseerde wasserij en mag je dus niet thuis wassen.
Oranje is de kleur van de signalerende kleding voor het werken langs de weg, in de bouw, maar ook voor langs het spoor. Medewerkers langs het spoor met veiligheidstaken (conform Voorschrift Veilig werken - Trein) dragen gele signalerende kleding.
Soorten hoofdbescherming
De veiligheidshelm beschermt je hoofd tegen vallende voorwerpen of stoten. Op sommige werkplekken geldt een algemene draagplicht. Dan moet je altijd je
veiligheidshelm dragen. Dit is onder meer het geval op industriële (offshore) projecten en op bouwwerken. Een stootpet is geen veiligheidshelm en
mag ook niet als veiligheidshelm gebruikt worden. Deze pet beschermt, zoals de naam al zegt, je tegen stoten en is dus niet bedoeld als bescherming
tegen vallende voorwerpen.
Gebruikt materiaal | Maximale gebruiksduur vanaf de productiedatum of de datum ingebruikname* |
---|---|
Polyethyleen | 3 jaar |
Polycarbonaat | 5 jaar |
ABS Polymeriaat | 4-5 jaar |
Textielfenol | 10 jaar |
Polyester | 10 jaar |
Het binnenwerk van de helm is vijf jaar te gebruiken, met uitzondering van Polyethyleen (drie jaar). De kans is echter aanwezig dat je deze al eerder moet vervangen. Zodra het binnenwerk van je helm de vorm verliest, niet meer goed past of beschadigingen vertoont, moet je deze vervangen.
De productiedatum staat in je veiligheidshelm. Op de afbeelding: november 2019.Oogbescherming
Oogbescherming zorgt voor ongehinderd zicht op je werk en voorkomt dat er bijvoorbeeld rondvliegende deeltjes of gevaarlijke straling in je ogen komen.
Sommige werkzaamheden vereisen speciale oogbeschermingsmiddelen. Denk aan de lasbril bij autogeen lassen, de laskap of -helm bij het elektrisch lassen
en de ruimzichtbril of slijpbril bij het slijpen. Een gelaatsscherm beschermt je tegen het opspatten van agressieve vloeistoffen, tegen slijpstof en
tegen vlambogen, bijvoorbeeld bij een kortsluiting.
Veiligheidsbril
De veiligheidsbril heeft glazen van gehard glas of kunststof. Als je een bril draagt, kunnen de glazen ook op sterkte worden gemaakt. Afhankelijk van het
soort werk dat je moet uitvoeren, wordt er gekozen voor minerale of kunststof glazen. Kunststof glazen zijn krasgevoeliger, maar een
oppervlaktebehandeling kan de krassen aanzienlijk verminderen. Kunststof glazen zijn goed bestand tegen het inbranden van vonken en/ of spatten. Als je
elektrotechnisch werk doet, kan je beter een kunststofbril met kunststofglazen dragen. De chemische duurzaamheid is echter minder dan die van glas.
Kortom, laat je adviseren door een preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris).
In de (petro)chemie mag je meestal geen contactlenzen dragen en dan moet je dus een bril dragen. Draag je een bril, dan is het nodig een veiligheidsbril met correctieglazen te dragen.
Veiligheidsbrillen moeten altijd voorzien zijn van zijkappen.
Gebruikstips
Voorkom infecties in je gehoorgang en zorg voor schone handen als je oordopjes in je oren stopt.
Bij oorkappen is het belangrijk dat de ringen helemaal heel zijn. Kapotte ringen geven lekkage en beschermen dan niet meer volledig tegen het
geluid. Let ook op of de afsluiting van de ring niet deels teniet wordt gedaan door de poten van de (veiligheids)bril.
In de tabel kun je zien wat het effect is van de verschillende gehoorbeschermingsmiddelen. Kies voor gehoorbescherming die voldoende dempt.
Gehoorbeschermingsmiddelen | |||
---|---|---|---|
Geluidsniveau in dB(A) | Watten, proppen, dopjes | Oorkappen | Otoplastieken |
Tot 90 | Geschikt | Geschikt | Geschikt |
90-95 | Minder geschikt | Geschikt | Geschikt |
95-100 | Niet | Geschikt | Geschikt |
100-105 | Niet | Speciale typen | Geschikt |
>105 dB | Niet | Niet | Niet |
Gehoorbeschermingsmiddelen | |
---|---|
Geluidsniveau in dB(A) | Tot 90 |
Watten, proppen, dopjes | Geschikt |
Oorkappen | Geschikt |
Otoplastieken | Geschikt |
Gehoorbeschermingsmiddelen | |
---|---|
Geluidsniveau in dB(A) | 90-95 |
Watten, proppen, dopjes | Minder geschikt |
Oorkappen | Geschikt |
Otoplastieken | Geschikt |
Gehoorbeschermingsmiddelen | |
---|---|
Geluidsniveau in dB(A) | 95-100 |
Watten, proppen, dopjes | Niet |
Oorkappen | Geschikt |
Otoplastieken | Geschikt |
Gehoorbeschermingsmiddelen | |
---|---|
Geluidsniveau in dB(A) | 100-105 |
Watten, proppen, dopjes | Niet |
Oorkappen | Speciale typen |
Otoplastieken | Geschikt |
Gehoorbeschermingsmiddelen | |
---|---|
Geluidsniveau in dB(A) | >105 dB |
Watten, proppen, dopjes | Niet |
Oorkappen | Niet |
Otoplastieken | Niet |
Voetbescherming
Veiligheidsschoenen en -laarzen beschermen je voeten tegen verwondingen door stoten of vallende voorwerpen. Omdat je schoeisel meestal de hele dag moet
dragen, is het heel belangrijk dat het comfortabel zit. Veiligheidsschoeisel is leverbaar in diverse (wijdte)maten. Ze worden ingedeeld in de volgende
categorieën (norm EN 345).
Type | Omschrijving |
---|---|
S1 | Schoenen voor droge werkomstandigheden. Ze hebben een gesloten hiel, stalen neus, zijn antistatisch en hebben een energieopname in de hak. |
S2 | Schoenen voor vochtige werkomstandigheden. Ze hebben dezelfde eigenschappen als de S1-schoen, maar zijn waterdicht. |
S3 | Schoenen voor plaatsen waar je in scherpe voorwerpen kunt trappen, zoals glas, spijkers en draaikrullen. Ze hebben dezelfde eigenschappen als de S2-schoen, maar zijn voorzien van een stalen tussenzool. |
S4 (laars) | Uit één geheel vervaardigde laarzen. Ze kunnen toegepast worden in zeer vochtige omstandigheden en tijdens het werken met agressieve vloeistoffen. |
S5 (laars) | Deze laars heeft dezelfde eigenschappen als de S4-laars, maar heeft bovendien een stalen tussenzool en een geprofileerd loopvlak. |
Alleen S3-veiligheidsschoenen en S5-veiligheidslaarzen zijn geschikt voor het werk in de bouw en industrie.
Handbescherming
Het werk in de installatiesector stelt hoge eisen aan de 'vingergevoeligheid' van werk- en veiligheidshandschoenen. Vandaar dat er voor
vrijwel iedere toepassing een speciale werk- of veiligheidshandschoen is die je handen beschermt. Daarom is het ook van belang dat het soort werk
duidelijk omschreven wordt. Je werkgever of leidinggevende moet dus vooraf met een preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris) of de opdrachtgever
goed overleggen, zodat het soort handschoenen afgestemd kan worden op je werkzaamheden. Vooral bij het werken met gevaarlijke stoffen is de keuze van
de juiste handschoenen belangrijk. Er bestaan namelijk geen handschoenen die tegen alle soorten gevaarlijke stoffen bescherming bieden. Bij het
verplaatsen van scherpe, ruwe, puntige of gekartelde materialen kun je het beste algemeen beschermende handschoenen dragen. Vaak zijn dat lederen
werkhandschoenen met een katoenen rug.
Adembescherming
Adembeschermingsmiddelen zorgen ervoor dat je geen of minder stoffen, gassen en dampen kan inademen die (mogelijk) schadelijk zijn voor je gezondheid.
Bij adembescherming is er geen middel dat voor alle gevaren een oplossing biedt. De preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris) of opdrachtgever kan
je werkgever of leidinggevende adviseren over het type adembescherming dat je nodig hebt.
Op de verpakking van het adembeschermingsmiddel en op het artikel zelf vind je een groot aantal aanduidingen. In de onderstaande tabel vind je de typeaanduidingen voor filters die bescherming bieden tegen concentraties van gevaarlijke stoffen – kleurcode wit.
Type | Bestemd voor |
---|---|
P1 | Inert zwevende stof met een concentratie van 10 mg/m3 |
P2 | Schadelijke stof met een concentratie van 0,1 tot 10 mg/m3 (behalve asbest) |
P3 | Giftig stof met een concentratie tot 0,1 mg/m3 Asbest Kankerverwekkende stoffen |
In de volgende tabel vind je de typeaanduidingen voor filters die bescherming bieden tegen bepaalde soorten gassen of dampen. Hierbij wordt ook een kleuraanduiding gebruikt.
Type filter | Bestemd voor | Kleur van de bus |
---|---|---|
A | Organische dampen en oplosmiddelen met een kookpunt ≥65°C | Bruin |
AX | Organische dampen en oplosmiddelen met een kookpunt ≤65° | Bruin |
B | Anorganische gassen en dampen | Grijs |
E | Zwaveldioxide (zwavelzuur), waterstofchloride (zoutzuur) | Geel |
K | Ammoniak | Groen |
NO | Nitreuze dampen | Blauw |
Hg | Kwikdamp | Rood |
CO | Koolstofmonoxide | Zwart |
Gasfilterklasse
De keuze van het juiste filter is belangrijk omdat een verkeerd gekozen filter je geen of minder bescherming biedt. Overleg daarom altijd met de
preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris) of je opdrachtgever. Zeker als je in een omgeving moet werken met mogelijk hoge concentraties gevaarlijk
gas of gevaarlijke damp. In deze gevallen is het werken met een filtermasker dikwijls niet meer toegestaan en zal je onafhankelijke adembescherming
moeten dragen.
Onthoud de volgende vuistregels
Bij stof, nevel of rook bestaan er drie soorten filters (klasse 1 t/m 3) die je kunt gebruiken, afhankelijk van de concentratie van de stof, nevel of
rook in de ruimte waar je de bescherming draagt. Hoe hoger de klasse hoe beter deze je beschermt.
Concentratie stofnevel of gas | |
---|---|
Klasse 1 | 0,1% |
Klasse 2 | 0,5% |
Klasse 3 | 1,0% |
Beschermingsfactor filtermaskers
De nominale beschermings- of protectiefactor (NPF of NBF) geeft de verhouding aan tussen de concentratie gevaarlijke stof op de werkplek en de
concentratie (grenswaarde) die je via het filtermasker mag inademen. Bij een filtermasker met NBF 4 wordt 1/4 deel van de
gevaarlijke stof, gas of damp doorgelaten en 3/4 deel tegengehouden. Het is belangrijk te weten dat de NBF's zijn vastgesteld
aan de hand van een genormaliseerde test. Ook moet je er rekening meehouden dat een NBF-factor alleen betrouwbaar is als je het filter op de juiste
manier gebruikt.
Overzicht PBM-en
Het overzicht hieronder bevat de meest gebruikte primaire PBM-en. Indicatief is per werkplek aangegeven welke PBM-en er gebruikt moeten worden. Is het
niet duidelijk, laat je dan ter plaatse informeren en/ of vraag het aan je direct leidinggevende. Wees zuinig op je gezondheid. Het is niet stoer, maar
superdom om geen PBM-en te dragen.
NVO = Niet Vlam Onderhoudend X = geadviseerd als beslist noodzakelijk
O = optioneel (afhankelijk van aanwezige gevaren)
Nog even dit…
De gevaren op de werkplek zijn voor alle aanwezigen in de kern gelijk. Het risico (kans x effect) dat je loopt is misschien wel verschillend, omdat jij
veel langer op de werkplek aanwezig bent. Maar het is wel een beetje raar als jij een veiligheidshelm moet dragen en een collega van een ander bedrijf
doet dat niet. Ga voor je eigen veiligheid en maak de verschillen bespreekbaar.
De afspraken voor het gebruik en de controle op juist gebruik van de PBM-en (wijze van toezicht) zijn vastgelegd in het V&G-plan. Natuurlijk zorg jij goed voor je PBM-en en weet je hoe je ze op de juiste manier moet gebruiken en onderhouden.
3.14 - Calamiteitenpreventie en bedrijfshulpverlening
Bij een calamiteit, denk aan een brand, explosie, een ongeval met persoonlijk letsel of het ontsnappen van gevaarlijke stoffen, moet er zo snel mogelijk hulp worden verleend. Zo nodig moeten professionele hulpdiensten (brandweer, politie of ambulancedienst) meteen worden gealarmeerd. In afwachting van hun komst moet de bedrijfshulpverlening (bhv) met de juiste middelen eerste hulp bieden. In deze paragraaf vind je informatie over hoe je in verschillende werksituaties (levensreddend) moet handelen.
Calamiteitenplan
Een calamiteiten-, rampen- of bedrijfsnoodplan beschrijft hoe in een noodsituatie op een zo efficiënt mogelijke wijze hulp kan worden verleend.
Ieder bedrijf is verplicht om zo'n plan op te stellen en duidelijk te maken wie wat moet doen. Dat betekent dat er eerst beoordeeld moet worden welke calamiteiten zich kunnen voordoen en welke hulpverlening er per calamiteit nodig is. Op die manier kunnen de gevolgen voor medewerkers, omwonenden en het milieu beperkt worden. Denk dan aan hulpmiddelen, zoals EHBO- en brandblusmiddelen, maar ook aan opleidingen die nodig zijn, zodat medewerkers EHBO kunnen verlenen, een brandblusser kunnen bedienen en een pand zo snel mogelijk kunnen ontruimen.
Voorbereiding
De werkzaamheden in de installatiebranche zijn zeer gevarieerd en wordt op een groot aantal verschillende werkplekken uitgevoerd. Die variatie maakt dat
er zich op het werk incidenten van allerlei aard kunnen voordoen. Bij werkzaamheden in de (proces)industrie kan de schade enorm zijn. Deze bedrijven
geven dan ook aan de externe veiligheid een hoge prioriteit. Onder externe veiligheid wordt verstaan alle activiteiten bedoeld om rampsituaties, ook voor
de omgeving, te voorkomen en de eventuele gevolgen te beperken. Iedereen die op het bedrijfsterrein komt, moet zich strikt aan de regels houden.
Op sommige werkplekken werk je samen met medewerkers van andere bedrijven. Ook dan kan een calamiteit ontstaan. Daarom moet onderling vóórdat het werk begint afspraken over de bedrijfshulpverlening worden gemaakt.
Bij de voorbereiding moet je ook nadenken over reddingen. Vanuit de bhv-verplichtingen moet je ook voldoende mogelijkheden krijgen om in voorkomende situaties adequaat een collega te kunnen redden. Hoe geef je een collega die in zijn veiligheidsharnas hangt weer vaste grond onder de voeten? Of hoe kun je zonder gevaar voor eigen leven een in nood verkerende collega redden in een kruipruimte? Denk na over mogelijke situaties en zorg ervoor dat je weet wat je kan doen en er voldoende materiaal en/of juist opgeleide mensen beschikbaar zijn voor een eventuele evacuatie of redding. Vraag bij de bhv-cursus om dit eens te oefenen.
Bedrijfshulpverlening
Bij een calamiteit moeten de bedrijfshulpverleners (bhv'ers) eerste hulp verlenen in afwachting van de komst van de professionele hulpverleners.
De werkgever is verplicht de bedrijfshulpverlening te regelen. Op iedere locatie moeten er één of meer bhv'ers aanwezig zijn. Zij
krijgen een speciale opleiding en volgen regelmatig een herhalingstraining.
Word je niet geïnformeerd, vraag dan naar deze informatie bij je direct leidinggevende, de opdrachtgever of de preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris).
Wat je in ieder geval moet wetenWerken op een projectlocatie Als je op een projectlocatie werkt, zijn daar vaak meerdere werkgevers aan het werk. Zij moeten onderling goede afspraken maken over de organisatie van de bedrijfshulpverlening zodat er op elk moment hulp kan worden geboden als dat nodig is. Ook hier moet je voordat je aan het werk gaat goed worden geïnformeerd over wat te doen in een noodsituatie. Omdat gedurende het verloop van het project vaak de samenstelling van de werkgevers en medewerkers wijzigt, moet telkens weer duidelijk zijn wie de bhv'ers op de locatie zijn. Vaak is dit vastgelegd op een alarmkaart die op een centrale plek (vaak de schafkeet) is opgehangen.
Bij service en onderhoudswerk gaan we vaak alleen op pad en is de hulpverlening in geval van nood niet vanzelfsprekend. In paragraaf 4.19 is uitgelegd wat je moet doen om veilig alleen te kunnen werken. Zorg er in ieder geval voor dat de directe omgeving (collega, opdrachtgever, (nacht) portier) op de hoogte is van je aanwezigheid.
Verstrek geen inlichtingen!
Een calamiteit kan heel schadelijk zijn voor de reputatie van een bedrijf. Vooral als er na de calamiteit allerlei tegenstrijdige informatie in de
pers verschijnt. Bedrijven spreken af wie de woordvoerder is, zodat er geen onjuiste berichten de ronde doen. Daarom is het van belang dat je geen
inlichtingen aan derden verstrekt zonder medeweten van de werkplekleiding.
3.15 - Bedrijfsongevallen
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan er toch een ongeval plaatsvinden. Dan is allereerst een goede afhandeling van groot belang. De bhv'ers en professionele hulpdiensten moeten worden gealarmeerd en in actie komen. Daarna wordt er een onderzoek gestart naar de oorzaak en gekeken wat er gedaan moet worden om herhaling te voorkomen. De meeste bedrijven hebben een interne instructie voor het melden en registreren van bedrijfsongevallen.
Wat is een bedrijfsongeval en bijna-ongeval?
De officiële definitie van een bedrijfsongeval luidt: "Een bedrijfsongeval is een ongewilde gebeurtenis, veroorzaakt door een onveilige
handeling en/of situatie." In deze definitie wordt alleen de oorzaak van het ongeval genoemd. De gevolgen worden niet genoemd, omdat deze meestal
door het toeval bepaald worden. Een voorbeeld: In de werkplaats valt een stalen plaat uit de kraan. Meestal loopt zoiets goed af, omdat er niemand onder
de last stond. Hier is sprake van een bijna-ongeval. Staat er toevallig wel iemand onder de last, dan loopt deze persoon waarschijnlijk zwaar
lichamelijk letsel op. De oorzaak is in beide situaties dezelfde, maar het toeval bepaalt de gevolgen. Een onderzoek naar de oorzaak van een bijna-ongeval
kan voorkomen dat zoiets de volgende keer verkeerd afloopt.
Wat geef je zo snel mogelijk door
Nadat de hulpverlening op gang is gekomen, moeten anderen hierover worden geïnformeerd. Dat gaat altijd via de werkplekleiding. Ben je zelf getuige
van of betrokken bij het ongeval meldt dat dan bij je direct leidinggevende. Hij geeft het zo nodig door aan anderen zoals de familie van het
slachtoffer en mogelijk ook aan het eigen kantoor en je opdrachtgever. Voor een juiste administratieve afhandeling wordt een ongevalsrapport ingevuld en
deze wordt voor registratie en verder onderzoek naar de preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris) gestuurd. Ongevallen waarbij iemand (mogelijk)
blijvend lichamelijk letsel heeft opgelopen, ongevallen waarbij opname in een ziekenhuis nodig is en/of ongevallen met dodelijke afloop, moeten door
de werkgever aan de Inspectie SZW worden gemeld. Laat in deze gevallen de plaats van het ongeval zoveel mogelijk intact. Haal niets weg en verander
niets, tenzij dit nodig is om erger te voorkomen.
Meld (bijna-)ongevallen, gevaarlijke situaties, risico's en materiële schade
Soms kom je op een werkplek en zie je een situatie waarvan je denkt, als dat maar goed gaat. Een ladder die defect is, een steiger waar delen van
ontbreken, een sparing die openligt, rommel op de vloer en noem maar op. Noem het laksheid, je er niet mee willen bemoeien, of haast. Er zijn genoeg
redenen om de gevaarlijke situatie te negeren. Gelukkig gaat het ook vaak goed, maar soms loopt het toch fout af en iedereen zag dat al aankomen. Als
je een gevaarlijke situatie ziet, probeer dan de situatie veilig te stellen of als dat niet mogelijk is meld deze dan bij je direct leidinggevende.
Hiermee voorkom je mogelijk dat jijzelf of je collega op de bouwplaats een ongeval overkomt.
Waarom melden?
Bij het ongevallenonderzoek wordt een ijsberg nogal eens gebruikt als metafoor. Bij een ijsberg zie je maar een klein stukje, omdat verreweg het
grootste deel zich onder water bevindt. Het ijsbergmodel legt een verband tussen het aantal (ernstige) ongevallen, bijna-ongevallen en onveilige
situaties. Als je de figuur goed bekijkt, zie je dat alleen de meest ernstige ongevallen bovenwater komen. Verreweg de meeste incidenten blijven
onopgemerkt als je ze niet meldt. Een onveilige handeling (bijvoorbeeld boren zonder veiligheidsbril) of werken in een onveilige situatie (openliggende
sparingen) liggen onder water.
IJsbergmodel
Boren zonder veiligheidsbril komt pas in de boeken als het een ongeval met letsel geeft. Vakmanschap is meetbaar, maar jouw afwegingen met betrekking tot veilig werken niet. Of anders gezegd bij het opleveren van de klus blijkt dat je een goede monteur bent en dat je onbewust gemotiveerd bent om het veilig te doen!
Als je onveiligheid vroeg genoeg herkent, kun je ongevallen voorkomen. Vaak door simpelweg het risico weg te nemen. Dit kan door gevaarlijk gedrag en/of gevaarlijke situaties te melden bij je leidinggevende én de direct betrokken collega's. Van bijna-ongevallen en risicomeldingen kun je leren en eraan bijdragen dat een ernstig (fataal) ongeval wordt voorkomen.
Milieu-incident of -hinder
Meld ook een milieu-incident of-hinder, zoals stank en lawaai bij je direct leidinggevende. Dit geldt ook voor een ongeval met schade aan gebouwen,
materieel, grondstoffen of producten. De direct leidinggevende moet vervolgens actie ondernemen en maatregelen nemen.
3.16 - Levensreddend handelen
Een ongeval gebeurt altijd onverwachts. Als mensen daarbij ernstig gewond raken, kan goede eerstehulpverlening soms levens redden. De eerste minuten na het ongeval is het slachtoffer aangewezen op de hulp van mensen die (toevallig) in de buurt zijn. Deze paragraaf geeft enkele aanwijzingen, zodat je adequaat kan handelen in afwachting van de komst van de professionele hulpdiensten. Let wel, in de beschreven noodsituaties is en blijft professionele hulp altijd nodig.
Vier basisregelsAls het slachtoffer niet meer ademt, dient er volgens de EHBO-richtlijnen direct gestart te worden met reanimeren. Dat betekent beademen én hartmassage toepassen. Pas alleen hartmassage toe als je de techniek beheerst.
Wat te doen als het slachtoffer bewusteloos isLet op:
Korte scherpe pijnsteken op één plek op de borst wijzen vrijwel nooit op een hartinfarct.
Hartstilstand en AED
Het hart is een spier die door een samentrekkende beweging bloed door het lichaam pompt. De samentrekkende beweging van de spier wordt veroorzaakt
doordat het lichaam kleine stroompjes aan het hart afgeeft. De hartfunctie kan verstoord raken door bijvoorbeeld een elektrische schok waardoor het
hart kan gaan trillen en niet meer het bloed door het lichaam zal pompen. Er kunnen ook andere redenen zijn waardoor het hart plotseling stopt met
rondpompen van het bloed. Als het hart het bloed niet meer rondpompt, moet iemand direct worden geholpen. Hoe langer je wacht hoe groter de kans op
overlijden of schade aan vitale organen zoals de hersenen. Om het hart weer op gang te krijgen, kan het beste gebruik worden gemaakt van een
Automatische Externe Defibrillator (AED). Een AED geeft een sterke elektrische schok die het hart zo laat 'schrikken' dat het hart vanzelf
weer op gang zal komen. Een AED heeft twee pleisters aan snoertjes. De pleisters moeten volgens de aanwijzing op de AED worden aangebracht op de
borst van het slachtoffer. Volg verder de gesproken gebruiksaanwijzing. Er kan niets verkeerd gaan. Als een AED namelijk niet goed is aangesloten,
werkt die niet. Ook als het hart zelf nog werkt, doet de AED ook niets. Bovenstaande situaties komen in Nederland dagelijks voor en het gebruik van
de AED heeft al vele levens gered.
Voor alle verbrandingen geldt: eerst water, de rest komt later.
3.17 - Brand en brandbestrijding
Brand kan op veel manieren ontstaan, bijvoorbeeld doordat er met brandbaar materiaal wordt gewerkt. Er zijn ook verschillende soorten branden. Kennis over het ontstaan van brand en van de verschillende soorten branden is nodig om te bepalen hoe en waarmee je een brand kunt blussen.
VerbrandingOm een brand te blussen moet er één van die factoren worden weggenomen.
Aan de hand van de brandbare stof (factor 1 uit de branddriehoek) is een indeling gemaakt naar brandklassen. Het is belangrijk om te weten dat op elk blusmiddel de brandklasse vermeld staat. Zo weet je precies welk blusmiddel je voor welke brand moet gebruiken.
Brandklassen | |
---|---|
Vaste stofbranden | Brandklasse A |
Vloeistofbranden | Brandklasse B |
Gasbranden | Brandklasse C |
Metaalbranden | Brandklasse D |
Soorten blusmiddelen voor een beginnende brand
Water uit een brandhaspel
Water heeft een afkoelende werking. Al een kleine hoeveelheid water kan in een korte tijd een grote hoeveelheid warmte opnemen. Dit wordt versterkt
doordat het water verdampt. Water heeft het grootste effect als al het water dat in de brandhaard wordt gespoten, overgaat in stoom. Water als
blusmiddel is beschikbaar via een brandhaspel, die je meestal in gangen aantreft. De brandslang van een haspel is meestal 20 meter lang.
Methode van blussen
De soort blusstof en de toepasbaarheid voor verschillende brandklassen staan aangegeven op het blustoestel. Blus in eerste instantie met de sproeistraal
en pas daarna met de gebonden (volle) straal op de kern van de brand.
Let op:
Gebruik de brandhaspel niet voor het bijvullen van plantenbakken of het afspuiten van een auto. Bij het gebruik van een brandslanghaspel bestaat
altijd het gevaar dat het water verontreinigd is met de legionellabacterie.
Schuimblusser
Een schuimblusser bevat een schuimvormend middel dat is toegevoegd aan water. Het water koelt het bespoten oppervlak en het schuim beperkt de verdamping
en absorbeert gedeeltelijk de stralingswarmte. De blusser is geschikt voor brandklassen A en B. Sommige schuimblussers zijn voorzien van een speciaal
niet-geleidend schuimvormend middel dat ook geschikt is voor het blussen van elektriciteitsbranden. In dat geval staat dat vermeld op de blusser.
Koolzuursneeuwblusser (CO2 -blusser)
CO2 heeft een verstikkende werking door het wegnemen van de zuurstof. Het blusgas staat onder een druk van ongeveer 65 bar. Door middel van een
expansiekoker wordt de druk teruggebracht naar de omgevingsdruk. Hierbij koelt het gas af tot circa min 80°C. CO2 -blussers zijn in veel
uitvoeringen te verkrijgen, variërend van 2 tot 30 kg.
Poederblusser
Deze blussers bevatten een poeder dat de verbrandingsreactie verstoort door de brandbare stof en zuurstof gescheiden te houden waardoor de brand dooft.
In een poederblusser kunnen verschillende soorten bluspoeders zitten waardoor deze geschikt is voor verschillende brandklassen.
Blussen van elektriciteitsbranden
Bij het blussen van een zogenaamde elektriciteitsbrand is extra voorzichtigheid geboden. In een schakel- en verdeelinrichting mag beslist geen water
worden gebruikt. Een elektriciteitsbrand kan worden geblust met koolzuursneeuw en met sommige poeders.
Keuze van het juiste blusmiddel bij een beginnende brand
In de tabel vind je een overzicht van de diverse blusmiddelen die geschikt zijn bij een beginnende brand en hun toepassingsgebied. Lees de tabel, zodat je
in een noodsituatie weet welke blusser je moet gebruiken. Lees vooraf ook de gebruiksaanwijzingen op het blustoestel en check de houdbaarheidsdatum op de
sticker.
* soort bluspoeder (aangegeven op blusser) ** niet voor schakelinrichting
Brandklasse F geeft aan dat het blusmiddel geschikt is voor het blussen van grote hoeveelheden (meer dan 5 liter) zeer hete oliën en vetten, bijvoorbeeld in grote frituurovens.
Wat te doen bij een brandOnderhoud en vervanging blusmiddelen
Het is belangrijk dat je werkgever zorgt voor een periodieke inspectie van de blustoestellen. Oude roestige cilinders moeten worden afgevoerd in verband
met explosiegevaar. Doorgeroeste cilinders hebben in het verleden tot een aantal ernstige ongevallen geleid. Gebruikte blustoestellen moeten worden
ingeleverd bij de leverancier. Hang dus nooit een gebruikt toestel weer op.
4 - Verantwoord omgaan met risico's op het werk
Aan elke activiteit kleeft wel een gevaar. Vaak ken je de gevaren van de werkzaamheden, maar soms is dat gevaar niet zichtbaar of niet bekend. Als de juiste maatregelen worden getroffen, hoeft een gevaar geen risico voor de veiligheid en gezondheid op te leveren en kun je het risico op schade of letsel tot een aanvaardbaar niveau beperken.
In dit hoofdstuk worden de risico's van verschillende werksituaties, zoals werken met gereedschap, beeldschermwerk en werken op hoogte besproken. Aan bod komen ook de risico's van diverse activiteiten, zoals transport, werken met elektriciteit, lassen, snijden, branden en solderen. Ook aan het werken in een omgeving met schadelijk geluid, straling, gevaarlijke stoffen, gevaarlijke vezels en explosiegevaar wordt aandacht besteed.
4.1 - Veilig werken met beeldschermen
We zitten allemaal regelmatig achter een beeldscherm. Bijvoorbeeld voor het invoeren van gegevens, tekstverwerken of het bewerken van computerbestanden. Langdurig beeldschermwerk kan leiden tot klachten. Bewegingsarmoede en/of repeterende bewegingen kunnen bij beeldschermwerk leiden tot gezondheidsklachten aan nek, schouder, arm of hand.
Klachten
De symptomen kunnen sterk variëren, voorbeelden zijn pijn, stijfheid, tintelingen en coördinatie- en krachtverlies. Een veel gehoorde klacht is RSI
(Repetitive Strain Injury). Weinig lichaamsbeweging versterkt overigens het schadelijke effect. Voorkom klachten door op 'gezette tijden' het
beeldschermwerk af te wisselen met andere werkzaamheden of door een korte pauze in te lassen. Ook mensen die bijvoorbeeld veelvuldig werken met een
schroevendraaier, kunnen last van RSI krijgen. Soms worden hulpmiddelen gebruikt om klachten te voorkomen of te verlichten. Of ze daadwerkelijk helpen,
hangt sterk af van de aard van het werk en de gezondheidsklachten. Laat je hierover dus vooraf goed adviseren.
RSI is de verzamelnaam voor klachten die ontstaan door gedurende langere tijd dezelfde bewegingen van de hand, pols, arm en/of schouder te maken, waarbij spieren langdurig aangespannen blijven.
Oogklachten
Bij beeldschermwerk of werkzaamheden waarbij de oogbol weinig beweegt of de oogleden weinig knipperen, ontstaan klachten van prikkende ogen vanwege een
gebrek aan oogvocht. Dit effect wordt versterkt bij het dragen van contactlezen. Ook kunnen deze klachten ontstaan door grote contrastverschillen, door
tegenlicht, het ontbreken van goede verlichting of slecht leesbare documenten bijvoorbeeld door te kleine letters. Personen met een leesbril hebben vaak
moeite met het lezen van de teksten op het beeldscherm. Dit komt omdat de leesafstand tot het beeldscherm groter is dan de normale leesafstand waardoor
de letters op het beeldscherm onscherp worden. Dit is in de meeste gevallen te verhelpen door een aangepaste beeldschermbril te gebruiken. Niets wijst er
echter op dat het werk met beeldschermen blijvende schade kan veroorzaken aan de ogen.
Wat te doen bij gezondheidsklachten
Heb je beeldschermklachten probeer dan samen met de preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris) aan de hand van de 5 W's (zie verder in
dit hoofdstuk) je werkplek te verbeteren. Houden de klachten aan, ga dan naar de huis- of bedrijfsarts. De bedrijfsarts is bekend met de
werksituaties in het bedrijf en de bedrijfstak. Bovendien kan hij bij de arbodienst specialisten op het gebied van beeldschermwerk inschakelen
die de werkomgeving en de inrichting van de werkplek onder de loep nemen en adviezen geven.
Documenthouder
Een documenthouder zorgt ervoor dat het document waarop de in te voeren gegevens staan, en het beeldscherm op gelijke afstand staan. Zo vermijd je
vermoeide ogen, te veel buigen en draaien van de nek en voorkom je nek- en schouderklachten.
Oefeningen
Bij beeldschermwerk zullen oefeningen de doorbloeding van spieren stimuleren. Het is goed om deze oefeningen tijdens pauzes uit te voeren of tussendoor om
de belaste spieren te ontspannen.
4.2 - Veilig werken met arbeidsmiddelen
Arbeidsmiddelen (gereedschappen, machines, apparaten) moeten voldoen aan de veiligheidseisen, op een juiste manier worden gebruikt en goed worden onderhouden. Zo kun je ongevallen voorkomen.
CE-markering
Volgens de Arbowetgeving moeten arbeidsmiddelen aan verschillende veiligheidseisen voldoen. Deze veiligheidseisen zijn afgesproken binnen de Europese
Economische Ruimte (Europese Unie en nog een aantal Europese landen). Als een arbeidsmiddel is voorzien van een CE-merkteken mag je er als gebruiker
vanuit gaan dat het middel voldoet aan de Europese veiligheidseisen en dus veilig gebruikt kan worden.
Keuring van gereedschappen
Voor het keuren van arbeidsmiddelen waaronder gereedschappen gelden (wettelijke) keuringseisen. Vaak worden keuringsresultaten vermeld in een register,
zodat per artikel kan worden nagegaan op welke datum de controle is uitgevoerd. Voor een aantal gereedschappen, zoals hijsen hefmiddelen, is dit
wettelijk verplicht. Op het arbeidsmiddel is een goedkeuringssticker aangebracht. Hierop kan je zien dat het voldoet aan de keuringseisen en wanneer het
opnieuw moet worden gekeurd.
Let op:
Als het arbeidsmiddel een NEN 3140 goedkeuringssticker heeft, wil dat niet altijd zeggen dat het ook voldoet aan alle relevante (VGM-)eisen.
Bijvoorbeeld de afkortzaag kan elektrisch goed gekeurd zijn, maar voldoet niet aan de eisen als de beschermkap ontbreekt.
4.3 - Veilig werken met elektrisch handgereedschap
Voordat je met elektrisch gereedschap gaat werken, moet je uiteraard eerst weten hoe het werkt en lees je zo nodig de gebruiksaanwijzing of krijg je een training of instructie. Volg alle veiligheidsmaatregelen stipt op:Keuring, controle en onderhoud
Het is verplicht elektrische handgereedschappen regelmatig te (laten) keuren. Het is belangrijk dat hiervoor een controle- en onderhoudssysteem is
opgezet, waarin onder andere de keuringsdata en de controleresultaten worden vermeld. De eisen voor inspectie en onderhoud staan in de Arbowetgeving en
de NEN 3140-norm.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
Hand-armtrillingen zijn schadelijk voor de gezondheid als de waarde boven de grenswaarde van 5 m/s2 komt. De waarde wordt opgegeven als een dagdosis ofwel de hoeveelheid trillingen waar een persoon tijdens een achturige werkdag aan bloot mag staan. In de gebruiksaanwijzing bij het arbeidsmiddel vind je de trillingswaarden.
4.4 - Veilig werken op hoogte
Als je op hoogte werkt, loop je het risico dat je valt. De gevolgen kunnen zeer ernstig zijn, daarom zijn er strenge regels voor veilig werken op hoogte. Wanneer is er sprake van werken op hoogte? Volgens de wet is dat in ieder geval bij een valhoogte van 2,5 meter of meer. Maar je moet vaak ook al maatregelen nemen als de valhoogte minder bedraagt. Zeker als er valgevaar is met kans op (ernstig) letsel, bijvoorbeeld als je bij een val op een obstakel terecht kan komen of in het water.
Dak-RI&E
Als monteur kom je voor aanleg of service- en onderhoudswerkzaamheden aan gebouwinstallaties op het dak van een gebouw. Uitgangspunt voor veilig werken
op hoogte is de aanwezigheid van collectieve valbeveiliging en een veilige looproute naar de werkplek. Jouw werksituatie dient vooraf beoordeeld te
worden, zodat de toe te passen veiligheidsmaatregelen op een verantwoorde manier kunnen worden gekozen. Deze beoordeling moet worden vastgelegd in een
dak-RI&E.
Een pdf hiervoor is beschikbaar op www.arbotechniek.nl, Arbocatalogus 'Werken op hoogte'.
Werkzaamheden op daken
Als je op meer dan 4 meter van de dakrand (of een gat, opening of sparing op hoogte) staat, sta je in een 'beschermde zone'. De zone moet wel
een duidelijke markering hebben, bijvoorbeeld door pylonen en rood-wit afzetlint. Je mag in deze zone werken zonder aanvullende veiligheidsmaatregelen.
Platte daken
Als je tussen de 2 en 4 meter van de dakrand moet werken, is alleen sprake van een 'beschermde zone' als er een afzetting is geplaatst op 2
meter van de dakrand. Het gaat dan om een fysieke afzetting op 2 meter van en evenwijdig aan de dakrand, bijvoorbeeld in de vorm van paaltjes die met
elkaar verbonden zijn door een ketting of kabel. In dit geval mag je de werkzaamheden uitvoeren zonder aanvullende veiligheidsmaatregelen.
Als je moet werken op minder dan 2 meter van de dakrand en de valhoogte is meer dan 2,5 meter, dan moeten er maatregelen zijn genomen om valgevaar tegen te gaan. Ook bij een valhoogte van minder dan 2,5 meter waarbij er kans is op ernstig letsel moeten er maatregelen worden genomen om het valgevaar tegen te gaan. Dat kan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen, vangnetten, of door het plaatsen van een veilige steiger, stelling, bordes, etcetera.
Soms mag gebruikgemaakt worden van doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte. Een dak-RI&E-beoordeling moet dan uitwijzen dat het aanbrengen van de dakrandbeveiliging een groter risico vormt dan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan kortdurende inspectie-, installatie- of onderhoudswerkzaamheden die door een beperkt aantal personen (1 of 2 personen) worden uitgevoerd. Bij kortdurende werkzaamheden (= minder dan 3 uur) kan volstaan worden met een individueel valbeveiligingssysteem. Als je persoonlijke valbeveiliging gebruikt, dan moet er wel een goed en veilig bevestigingspunt zijn voor de vanglijnen. Ook moet je goed zijn voorgelicht over het juiste gebruik van de harnasgordel en de vanglijnen.
Wees extra alert op je veiligheid bij extreme weersomstandigheden (harde wind, onweer, sneeuw). Bij een verwachte windkracht 6 of meer moet het werk op het dak en (aluminium) rolsteigers worden gestaakt en mag je niet meer op de ladder/trap. Zorg ervoor dat materieel en materialen niet los kunnen raken of kunnen om-/wegwaaien.
Schuine daken
Onder een schuin dak wordt verstaan een dak met een hellingshoek van 15° of meer. Als de valhoogte meer dan 2,5 meter bedraagt, moeten er maatregelen
worden genomen om het valgevaar tegen te gaan. Ook bij een valhoogte van minder dan 2,5 meter waarbij er kans is op ernstig letsel moeten er maatregelen
worden genomen om het valgevaar tegen te gaan. Dat kan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen en vangnetten of als dit niet mogelijk is
door het plaatsen van een veilige steiger, stelling en/of bordes. Alleen als deze maatregelen niet toe te passen zijn, kan gebruikgemaakt worden van
persoonlijke valbeveiliging.
Houd er ook rekening mee dat opdrachtgevers, bijvoorbeeld in de industrie, voor het werken op hoogte strengere en afwijkende regels kunnen hanteren.
Gelukkig zijn op steeds meer daken voorzieningen aangebracht om veilig te kunnen werken, maar helaas is dit nog niet overal het geval. Stel voor het werken op hoogte dus altijd een aparte RI&E op.
Dakkapellen
De regels voor het werken op dakkapellen zijn dezelfde als voor het werken op daken. Dus ook hiervoor moet je vooraf beoordelen welke specifieke
valbeveiligingsmaatregelen nodig zijn. Voor kortdurende werkzaamheden, zoals hierboven besproken, mag je gebruikmaken van persoonlijke valbeveiliging.
Voor het werken op dakkapellen zijn overigens specifieke steigers en steigerhulpstukken in de handel.
Bedenk dat jouw werkgever op grond van de Arbowetgeving verantwoordelijk is voor veilig werken op het dak en niet de eigenaar van het dak.
Werken op bruggen, viaducten en in technische installaties
In veel werksituaties, zoals op bruggen, viaducten, in technische installaties, in de industrie en (petro)chemie loop je ook risico te vallen vanaf een
hoogte. In ieder geval moeten er bij een valhoogte van 2,5 meter of meer voorzorgsmaatregelen worden getroffen om het valrisico uit te sluiten. In
principe gelden dezelfde regels als voor het werken op daken.
Werken langs gevels
Voor het werken langs een gevel maak je vaak gebruik van een gevelonderhoudsinstallatie. De installatie moet voldoen aan strenge veiligheidseisen,
op een juiste manier worden gebruikt en goed worden onderhouden. Als je gebruik moet maken van een gevel-onderhoudsinstallatie of werkbrug laat
je dan voorlichten over de werking. Check of de keuringsdatum niet is verstreken en ga na of de installatie op het oog veilig is. Meld afwijkingen
aan de beheerder of aan de werkplekleiding. Lees voor meer informatie paragraaf 4.2 'Veilig werken met arbeidsmiddelen'.
Werken met ladders en trappen
Een ladder is eigenlijk een klimmiddel. Toch worden ladders en trappen in een aantal gevallen ook gebruikt als werkplek. Vaak zijn installatiedelen
moeilijk bereikbaar, omdat de werkplek te klein is. Bijvoorbeeld in gangen, reeds ingerichte gebouwdelen, technische ruimten, schachten en/of tussen
installaties in fabrieken. Daardoor is de inzet van (rol)steigers of hoogwerkers op die krappe of moeilijk bereikbare locaties niet altijd mogelijk.
Bij het werken op hoogte moet de werkvoorbereider en/of leidinggevende nagaan welk arbeidsmiddel, zoals een ladder, trap, rolsteiger of hoogwerker, het beste kan worden ingezet. Ook moet hij beoordelen of de veiligheid en gezondheid bij het werk niet in gevaar kunnen komen. Hij moet ook het risico op uitglijden en omvallen zo laag mogelijk maken.
De inzet van een ladder is afhankelijk van de stahoogte, de duur (omvang) van de werkzaamheden en het type werk.
Met behulp van het document 'Beoordeling keuze arbeidsmiddel', te vinden in de Arbocatalogus 'Werken op hoogte' op www.arbotechniek.nl, kun je bepalen of de inzet van een ladder op trap is toegestaan.
De vasthoudbeugel is misschien onhandig, maar gedemonteerd is de trap niet veilig en voldoet die niet meer aan de veiligheidseisen.
Werken met vaste steigers
Voor uitgebreide werkzaamheden op hoogte worden vaak vaste metalen (staal, aluminium) steigers gebruikt, die onder toezicht van een deskundige worden
opgebouwd. Bij gevaar voor elektrische geleiding, elektrocutie, vonken en explosie (in een ATEX-omgeving) wordt de steiger ook geaard. De deskundige
controleert de veiligheid van de steiger vóór het eerste gebruik. Daarna minimaal eens in de drie maanden (in de bouwsector wordt in de regel
elke 2 weken aangehouden), na iedere wijziging aan de steiger en na bijzondere weersomstandigheden, zoals een storm met een windkracht groter dan 8
Beaufort. Is de steiger veilig bevonden, dan wordt (bij voorkeur) er een speciale steigerkaart of label aan de steiger bevestigd. Zo kun je zien dat je
op de steiger mag werken.
Werken met rolsteigers
Rolsteigers worden vooral gebruikt bij kortstondige werkzaamheden op hoogte. De opbouw en het gebruik is niet zonder risico's. Deze risico's
worden verkleind als er goed materiaal wordt gebruikt, een deskundige de rolsteiger opbouwt en controleert, en de gebruikers goed worden geïnstrueerd.
Werken met hoogwerkers
Als je in korte tijd op verschillende hoogten werkzaamheden moet uitvoeren, is een hoogwerker vaak een veiliger hulpmiddel dan een (rol) steiger.
Hoogwerkers zijn er in allerlei typen en uitvoeringen. Je mag ze alleen gebruiken als je voldoende bent geïnstrueerd over het gebruik en bekend bent
met de risico's. Sommige opdrachtgevers eisen een specifieke opleiding. De handleiding moet bij de hoogwerker aanwezig zijn. De hoogwerker moet
minimaal één keer per jaar worden gekeurd. Bij voorkeur dient er een keuringssticker op de hoogwerker aangebracht te worden, zodat de keuring
controleerbaar is.
Werken met werkbakken
Voor kortdurende werkzaamheden op moeilijk bereikbare plaatsen en indien er geen alternatieven zijn, kun je gebruikmaken van een goedgekeurde werkbak
aan een hijskraan. Deze werkmethode is aan strikte voorwaarden gebonden en hebben zowel betrekking op de werkbak als de kraan waarin de werkbak hangt.
Ook de werkbak moet periodiek worden gekeurd. Controleer hiervoor de keuringscertificaten en/of keuringssticker.
Persoonlijke valbeveiliging
Soms is het gebruik van steigers of hoogwerkers niet mogelijk of haalbaar. Denk bijvoorbeeld aan kortdurende inspectiewerkzaamheden op daken. Dan moet je
gebruikmaken van persoonlijke valbeveiliging. Het goed weten te gebruiken van de juiste valbeveiliging is een vaardigheid die je moet leren. Er zijn
twee manieren om je te beschermen tegen vallen van hoogte: valbeveiliging en werkplekpositionering.
Valbeveiliging
Een valbeveiligingssysteem beperkt je niet bij het bewegen, maar beperkt de gevolgen van een eventuele val: het systeem stopt de val voordat je de grond
raakt. Je hebt altijd een goed passende harnasgordel nodig. Deze moet ervoor zorgen dat de vrijgekomen krachten bij een val over je lichaam worden
verdeeld. Daarnaast heb je een vanglijn met valdemper nodig of een automatisch valstopapparaat. Het is duidelijk dat de vanglijn niet langer mag zijn
dan de valdiepte.
Werkplekpositionering
Om te voorkomen dat je over de rand van het dak kunt vallen, gebruik je een valbeveiligingssysteem met een vanglijn met een vaste lengte. In dit geval is
de lengte van de vanglijn gebaseerd op de afstand tussen het aanhaakpunt en de dakrand. Bij situaties waarbij de afstand tot de dakrand wisselt, gebruik
je een verstelbare vanglijn in combinatie met een valdemper. De vanglijn mag niet langer zijn dan de afstand tot de dakrand.
Alleen werken (zie ook paragraaf 4.19) is bij werken op hoogte niet echt een optie. Zeker bij het werken met valbeveiliging moet je in geval van nood een beroep kunnen doen op collega's. Weet wat je moet doen als je collega een val maakt en in paniek 2 meter onder de dakrand in zijn harnas hangt.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.5 - Veilig werken bij transporteren van materialen
Het transporteren van installatiedelen vereist specifieke hulpmaterialen en kennis. Het kan dus raadzaam zijn om een gespecialiseerd bedrijf hiervoor in te schakelen. Indien dit werk toch in eigen beheer wordt uitgevoerd, is een grondige voorbereiding essentieel. Bij de werkvoorbereiding moet je nadenken over de risico's en de maatregelen om het veilig te kunnen doen. Leg de bevindingen vast in een project-RI&E of taakrisicoanalyse (TRA).
Verticaal transport
Bedenk dat (mobiele) kranen en gemotoriseerde transportmiddelen alleen mogen worden bediend door medewerkers die op dit gebied specifiek deskundig zijn.
In de industrie moet je die deskundigheid aantonen met een certificaat.
Horizontaal transport
Lasten worden vervoerd met een transportmiddel, zoals rollers, drempelplaten, steekwagens, stapelaars, (vork)heftrucks enzovoort. Gebruik alleen de
middelen die speciaal voor de 'klus' zijn geconstrueerd en waarvoor ze bedoeld zijn.
Gebruik gevaarsignalen of afzettingen om aanrijdingen te voorkomen. Zorg ervoor dat een collega het overige verkeer op het terrein en de voetgangers in de gaten houdt als de bestuurder onvoldoende zicht heeft. Dit geldt vooral bij het betreden of verlaten van het werkterrein.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
Hijsaanwijzingen
Begin
Vieren
Rechts
Stop
Gevaar
Links
Hijsen
Vooruit
Hor. afstand
Einde
Achteruit
Vert. afstand
4.6 - Veilig werken aan elektrische installaties
Wij kunnen de elektriciteitsrisico's managen, het is ons vak, maar incidenten tonen ook aan dat werken met elektriciteit 'hoog' risicovol werk is. Zo werd een paar jaar geleden in een schakelruimte van een hoogspanningsstation door een foutieve meting het aardingsgarnituur fout aangesloten. De betrokken persoon is met ernstige brandwonden en een schedelbasisfractuur per traumahelikopter afgevoerd naar een brandwondencentrum. Bij een ander incident ging iemand met zijn handen in de verdeelinrichting. De toezichthouder heeft hem op tijd uit de installatie kunnen trekken en hem succesvol gereanimeerd. Deze voorbeelden geven aan, dat een stroomdoorgang of een vlamboog bij een kortsluiting fataal kunnen zijn en onderstrepen nogmaals: doe het veilig of doe het helemaal niet.
Veiligheidsmaatregelen
De eisen voor het veilig aanleggen van een elektrische installatie kun je terugvinden in het Bouwbesluit en de NEN 1010. De regels voor het veilig
werken vind je in de Arbowetgeving en de norm NEN 3140 (laagspanning). Voor onze branche zijn de regels verder uitgewerkt in de Arbocatalogus
'Veilig werken aan elektrische installaties'. Scholing is een andere belangrijke veiligheidsmaatregel. Op dit punt legt de wetgever een
inspanningsverplichting bij de werkgever.
De 'strenge' aanwijsregels zijn nodig om bij werken onder spanning duidelijk te maken wie verantwoordelijk is voor de veiligheidsmaatregelen. Ook uitzendkrachten of ingehuurde zzp'ers die elektrotechnische werkzaamheden uitvoeren, moeten schriftelijk worden aangewezen. Vooraf moet getoetst worden of de ingeleende uitzendkracht of zzp'er voldoet aan de NEN 3140-eisen op het gebied van (vak)opleiding en ervaring.
Dubbel geïsoleerd
Spatwaterdicht
Druipwaterdicht
Waterdicht
Gevaren en risico's
Werken onder spanning is risicovol, omdat de kans bestaat op een stroomdoorgang met als gevolg ernstig lichamelijk letsel. Bij 5-20 mA ontstaat lichte tot
matige spiersamentrekkingen. Bij 20-100 mA stokt de ademhaling, treedt spierverkramping op en heb je geen controle meer over je spieren, zodat jezelf
losmaken onmogelijk wordt. Boven de 100 mA kan verbranding van weefsels optreden, zeer krachtige spiersamentrekking en grote kans op dood door
elektrocutie. Daarnaast kunnen bij een korstsluiting grote krachten vrijkomen en kan de vlamboog brandwonden veroorzaken. Verder is er gevaar voor brand
en explosie. Ook kan je gewond raken als je op een ladder staat en door de elektrische schok schrikt waardoor je je evenwicht verliest en valt. De
elektrische schok hoeft niet per se ernstig te zijn, maar de reactie daarop is een veel voorkomende oorzaak bij het ongeval.
Het aantal incidenten door spanning (elektriciteit) is relatief laag, maar toch kan een voorval met elektriciteit gemakkelijk fataal aflopen. 80 procent van de monteurs heeft wel eens een stroomdoorgang gevoeld. Als gevolg van ongevallen met elektriciteit overlijden jaarlijks in Nederland gemiddeld twee medewerkers en houden zes medewerkers blijvend letsel hieraan over. Daarom is werken in een onder spanning staande installatie 'hoog risico'-werk.
Inschakelen
Ruim eerst de werkplek op en haal gereedschappen, hulpmiddelen en restmaterialen weg. Verwijder aardingen in omgekeerde volgorde van het aanbrengen,
tijdelijke afschermingen en waarschuwingsborden. De sloten op de voedingsschakelaar of blokkeertangen mogen alleen worden verwijderd door degene die ze
heeft aangebracht. Zorg ervoor dat iedereen de werkplek verlaat, tenzij men een dringende reden heeft om er te blijven. Wees er zeker van dat niemand
anders nog werkzaamheden uitvoert. Stel dan de gebruikers op de hoogte. Pas dan kun je de installatie weer inschakelen. Inschakelen mag alleen gebeuren
door een juist gekwalificeerd en elektrotechnisch voldoende deskundig persoon (aangewezen volgens de NEN 3140).
4.7 - Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Als je blootgesteld wordt aan gevaarlijke stoffen kun je ziek worden. Volgens het ministerie van SZW overlijden elk jaar drieduizend mensen in Nederland aan ziektes die ze door gevaarlijke stoffen op het werk hebben opgelopen. Voor veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen is het nodig je te houden aan de aanwijzingen zoals uitgelegd in paragraaf 3.10. Maar het is vaak lastig, omdat wij in ons werk ongemerkt in aanraking kunnen komen met gevaarlijke stoffen bijvoorbeeld als we werken in een industriële omgeving. Gevaarlijke stoffen kunnen daarbij gebruikt worden als grondstof bij de productie van gebruiksartikelen en/ of voedingsmiddelen. Of omdat we service of andere werkzaamheden uitvoeren op een plaats waar je kunt worden blootgesteld aan houtstof, dieselrook, kwartsstof, lasrook, chroom-6 en/of oplosmiddelen. Maar het kan ook zijn dat wij onbewust een gevaarlijk stof gebruiken voor het ontvetten van een machineonderdeel.
Deze stoffen/producten zijn allemaal schadelijk voor de gezondheid op langere termijn. Dit betekent dat je niet direct merkt dat het schadelijk voor je is, maar dat de effecten van blootstelling vaak pas na jaren merkbaar zijn. Daarbij zijn CMR-stoffen extra gevaarlijk, omdat zij al bij een eenmalige of kortdurende blootstelling het maximale risico geven op gezondheidsschade. Asbest is hiervan een bekend voorbeeld. Je werkgever moet je informeren als je met deze stoffen werkt en aangeven welke veiligheidsmaatregelen je moet nemen.
Gebruiksstoffen
Bij het werken met gevaarlijke stoffen moet je voorkomen dat je wordt blootgesteld aan gevaarlijke concentraties. Vanuit het bedrijf kun je ervoor zorgen
dat er geen of minder gevaarlijke gebruiksstoffen worden ingekocht. Op de werkplek kun je je aan de hand van het productinformatieblad vooraf
oriënteren op de gevaren van de stof, de te nemen maatregel(en) en zo nodig de te gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM-en). Als je de
aanwijzingen stipt opvolgt, kun je Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM) met een product werken.
Gevaarlijke stoffen 'on-site'
Ook op een werklocatie bij een opdrachtgever geven de productveiligheidsinformatiebladen je gedetailleerde informatie over de stof/producten waar je aan
kan worden blootgesteld. Op de werkterreinen wordt bij sommige bedrijven de gevarendiamant gebruikt op tanks en (opslag) vaten. Met behulp van de
symbolen kun je bij een ongeval (lekkage) of brand snel beoordelen welke gevaren er kunnen optreden.
Lock-Out-Procedure
Op je werkplek bij een opdrachtgever kan veel fout gaan als de 'installatie' niet voorafgaand aan het werk is veiliggesteld. Als het (bijna) mis
gaat is dit vaak te wijten aan een slechte communicatie tussen opdrachtnemer en -gever. Op de vergunning staat dat de leidingen zijn gespoeld en geblokt
(lock-out-procedure), maar soms lekt er bij het losdraaien van de flens toch vloeistof. De vergunning geeft aan dat de installatie drukvrij is, maar de
meting zegt soms iets anders. Blijf dus zelf altijd goed opletten.
Jij bent bekend met de risico's van de taken, die nodig zijn voor het werk. De omgevingsrisico's worden in belangrijke mate bepaald door de opdrachtgever. Hij moet voor een veilige werkplek zorgen (explosieveilig, spanningsvrij, vloeistofvrij). Meestal worden deze zaken vastgelegd in een vergunningensysteem.
Let op:
Blijf altijd alert op gevaarlijke stoffen die kunnen vrijkomen bij het werk of in de omgeving waar je werkt!
Soms kan je in contact komen met gevaarlijke stoffen zonder dat je het merkt, bijvoorbeeld omdat je ze niet kan waarnemen of omdat ze vrijkomen bij een bewerking. Deze risico's vind je niet terug op een etiket of een waarschuwingsbord. Denk bijvoorbeeld aan de gevaarlijke stoffen die kunnen vrijkomen bij het ontvetten van een werkstuk, bij verspanende bewerkingen, bij het lassen en snijden of bij het solderen of als je moet werken in bijvoorbeeld een rioolinstallatie. Daarom is het zaak altijd Veilig, Gezond en Milieuverantwoord te werken.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.8 - Veilig werken met asbestvezels op de werkplek
Bij renovatieprojecten komt men er nogal eens achter dat deze gevaarlijke materialen 'verborgen' zijn toegepast. Vaak gaat het dan om asbest of keramische vezels. Het is bekend dat asbest kanker kan veroorzaken. In deze paragraaf komen de belangrijkste risico's aan bod en worden bij elk risico aanwijzingen voor veilig werken gegeven.
Asbest
Volgens de Gezondheidsraad overlijden er op dit moment gemiddeld viertienhonderd personen per jaar in Nederland aan de gevolgen van inademing van
asbestvezels. Een deel van deze slachtoffers heeft nooit direct in de asbestindustrie gewerkt, maar is op een andere manier blootgesteld aan
asbest. De toepassing en de verwerking van asbest zijn in ons land sinds 1993 verboden. Daarvoor werd asbest echter veel toegepast door zijn
goede eigenschappen, bijvoorbeeld als isolatiemateriaal op leidingen en plafonds. Meer dan 70 procent van de gebouwen bevat asbest en er liggen
nog enkele duizenden kilometers asbesthoudende cementleidingen in de Nederlandse bodem. Er is een kans dat jij tijdens je werk in aanraking komt
met asbest. Een belangrijke reden dat voor dit onderwerp in de branche de Arbocatalogus 'Werken met asbest' is opgesteld.
Gezondheidsschade
Asbestvezels zijn schadelijk voor de gezondheid. Blootstelling aan verhoogde concentraties kan onder meer leiden tot asbestose, longkanker en mesothelioom.
Deze asbestaandoeningen uiten zich meestal na een vrij lange periode tussen het begin van de blootstelling en het ontstaan van de ziekte (20 tot 30 jaar).
Asbestvezels kunnen in je lichaam komen door inademing en inslikken.
Het vrijkomen van asbest kan ook leiden tot financiële schade. Bijvoorbeel door het direct stilleggen van het werk of boetes voor vertragingen in het project. Ruimten die met asbestvezels zijn besmet moeten schoongemaakt worden door een erkend asbestsaneringsbedrijf.
Asbestvrij werken
Om te zorgen dat je de werkzaamheden asbestveilig kunt uitvoeren, is het nodig dat al in de offertefase wordt gekeken naar de aanwezigheid van asbest.
Als dat zo is, kan het nodig zijn dat voorafgaand aan de werkzaamheden het asbest verwijderd moet worden. Maar misschien kan het duurzaam afgeschermd
worden, of kunnen andere maatregelen worden genomen om te voorkomen dat asbestvezels vrijkomen.
Asbestinventarisatierapport
Als er een vermoeden is dat bij de werkzaamheden asbest vrij kan komen, moet een opdrachtgever (ook een particuliere opdrachtgever) in het bezit te zijn
van een Asbestinventarisatierapport, vraag hier altijd om! In dat rapport kun je nalezen of er asbest in het gebouw aanwezig is, waar dat is aangetroffen
en welk soort asbest het betreft. Dit soort rapporten mogen alleen door erkende adviesbureaus worden opgesteld. Deze bureaus hebben een zogenaamde SC-540
erkenning.
Er is ook geen rapport nodig bij het verwijderen van complete asbesthoudende apparaten, waarbij er op geen enkele manier sprake is van sloop of demontage. Bij werkzaamheden aan of in bouwwerken of installaties van ná 1 januari 1994 is ook geen rapport nodig. Maar je werkgever heeft altijd de verplichting je goed voor te lichten over de gevaren en hoe je het werk het beste kan uitvoeren, al dan niet met persoonlijke beschermingsmiddelen.
Waarschuw bij het minste vermoeden altijd de werkplekleiding en laat deze door een deskundige vaststellen of het gaat om asbest en hoe dat verwijderd moet worden.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.9 - Veilig werken met minerale vezels
Nadat de toepassing van asbest verboden werd (1993), zijn vervangende producten op de markt gebracht. Deze vezels zijn minder schadelijk omdat ze wel kunnen breken, maar niet overlangs kunnen splijten, zoals asbestvezels. Het overlangs slijten maakt asbest kankerverwekkend. Minerale vezels kunnen verkorten (in lengte), maar niet smaller worden (diameter blijft gelijk) en zijn daarom minder schadelijk voor de gezondheid. Minerale vezels kennen wij als glas-, steen-, slakkenwol of keramische vezels. De eerste drie worden vooral gebruikt voor temperatuur of geluidsisolatie.
Blootstellingsrisico's
De schadelijkheid van de minerale vezels is afhankelijk van hun afmetingen. Grote vezels (langer dan 30 µm) lossen makkelijker op in de slijmvliezen dan
kleine vezels (korter dan 10 µm). Bij intensief contact met de vezels kun je last krijgen van huidirritatie en -beschadigingen. Om de vezels bij elkaar te
houden, worden harsen gebruikt. Die harsen kunnen vluchtige organische oplosmiddelen bevatten, zoals bijvoorbeeld formaldehyde. Keramische vezels zijn
aangemerkt als 'mogelijk' kankerverwekkend.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.10 - Veilig werken met koudemiddelen
Koudemiddelen spelen een belangrijke rol bij de temperatuurbeheersing in koelkasten en vrieskisten, maar ook bij de klimaatbeheersing in gebouwen. Bij koudemiddelen wordt onderscheid gemaakt in natuurlijke en synthetische koudemiddelen. Koudemiddelen dragen bij aan het broeikaseffect bij lekkage.
Broeikaseffect
Natuurlijke koudemiddelen zoals water, CO2, ammoniak of gassen als propaan of butaan, hebben een veel lagere bijdrage aan het broeikaseffect
dan synthetische koudemiddelen. Het broeikaseffect van de synthetische koudemiddelen is 124 tot 22.800 maal groter dan het effect van CO2. Het
broeikaseffect van ammoniak is nul. Voor het milieu zijn de natuurlijke koudemiddelen daarom een beter alternatief. Bij gebruik van natuurlijke
koudemiddelen is veiligheid wel een aandachtspunt.
Om te mogen werken met HFK's moet het bedrijf een STEK-certificaat hebben en de monteur een F-gassen diploma. Het is goed om te weten dat deze koudemiddelen steeds minder worden gebruikt en soms ook niet meer mogen worden bijgevuld. Een milieuvriendelijker alternatief zijn de HFO-houdende koelmiddelen (fluorwaterstof Olefines).
Veiligheidsrisico's
De meeste freonen kunnen, als ze bij hoge concentraties vrijkomen, de aanwezige zuurstof in de lucht verdringen. Dit kan leiden tot verstikking met
mogelijk fatale afloop. Wanneer je huid in aanraking komt met tot vloeistof verdichte gassen, kan letsel ontstaan door bevriezing. Steeds vaker worden
ook stoffen als ammoniak, propaan en isobutaan als koudemiddelen gebruikt. Deze stoffen zijn brandgevaarlijk. Wanneer ze kunnen verdampen, wordt de
gevaarlijke grens voor een explosie al snel bereikt. Ammoniak werkt daarnaast irriterend op de ogen en luchtwegen en kan bij inademing van hogere
concentraties giftig zijn. Bij het publiceren van dit Blauwe Boekje wordt gewerkt aan een arbocatalogus over koudemiddelen.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.11 - Veilig werken met kwartsstof
Kwarts of siliciumdioxide (SiO2) is een mineraal dat in grote hoeveelheden voorkomt in allerlei gesteenten. Kwarts is daarom bijna altijd aanwezig in 'steenachtige' bouwmaterialen als bakstenen, beton, cellenbeton, gips, kalkzandsteen, etc. Kwarts is daarom niet eenvoudig uit te bannen. Het komt vrij bij het boren of slijpen in stenen bouwconstructies (vloeren, muren, plafond) en kan opnieuw in de lucht komen bij opruimwerkzaamheden (o.a. droog vegen). Als kwartsstof vrijkomt, komt de blootstelling al snel boven de veilige grenswaarde.
Gezondheidsrisico's
De bouwmaterialen in vaste, gebonden vorm zijn ongevaarlijk voor je gezondheid, maar het inademen van fijn kwartsstof moet worden voorkomen. Ingeademd
kwartsstof kan in de longen (op langere termijn) leiden tot silicose ofwel mijnwerkerslongen en longkanker.
Tijdgewogen gemiddelde
Voor kwartsstof is een wettelijke grenswaarde vastgesteld op maximaal 0,075 mg/m3 als een tijd gewogen gemiddelde over 8 uur per dag. Het is de maximaal
toegestane concentratie in de omgevingslucht op een werkplek, waar gedurende 8 uur (onbeschermd) mag worden gewerkt. Als er bijvoorbeeld 4 uur per dag
wordt gewerkt, is het dubbele maximum toelaatbaar, enzovoort. Beneden die waarde zijn ook op termijn geen gezondheidseffecten te verwachten.
De tabel laat zien dat bij de verschillende activiteiten de norm fors wordt overschreden. In al deze gevallen zijn er dus beheersmaatregelen nodig om gezondheidsschade te voorkomen.
Activiteit | Kwartsstof in de lucht tijdens werkzaamheden (mg/m3) | Normoverschrijding |
---|---|---|
Frezen (sleuven) | Tot circa 15 | 200 x te veel |
Frezen (vlakken) | Tot circa 15 | 200 x te veel |
Boren | Tot circa 2,5 | 33 x te veel |
Zagen | Tot circa 15 | 200 x te veel |
Vegen | Tot circa 1 | 13 x te veel |
Activiteit | Frezen (sleuven) |
Kwartsstof in de lucht tijdens werkzaamheden (mg/m3) | Tot circa 15 |
Normoverschrijding | 200 x te veel |
Activiteit | Frezen (vlakken) |
Kwartsstof in de lucht tijdens werkzaamheden (mg/m3) | Tot circa 15 |
Normoverschrijding | 200 x te veel |
Activiteit | Boren |
Kwartsstof in de lucht tijdens werkzaamheden (mg/m3) | Tot circa 2,5 |
Normoverschrijding | 33 x te veel |
Activiteit | Zagen |
Kwartsstof in de lucht tijdens werkzaamheden (mg/m3) | Tot circa 15 |
Normoverschrijding | 200 x te veel |
Activiteit | Vegen |
Kwartsstof in de lucht tijdens werkzaamheden (mg/m3) | Tot circa 1 |
Normoverschrijding | 13 x te veell |
Blootstelling voorkomen
De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor innovaties van gereedschappen, processen en werkplekinrichtingen. De belangrijkste doelstelling is het
zorgen voor een kwartsstofvrije werkplek, mede te bereiken door ontwikkeling en toepassing van stofarme productieprocessen- en middelen. Door TNO is een
manier ontwikkeld om gereedschappen en stofzuigers te testen. Volgens een standaard werkwijze worden in een testruimte stofmetingen uitgevoerd tijdens
het gebruik van gereedschappen met stofafzuiging van verschillende fabrikanten.
Veel fabrikanten hebben hun gereedschapssystemen laten testen op een goede werking. Het TNO-label geeft aan hoelang er met het betreffende systeem veilig (stofvrij) gewerkt kan worden.
Stofzuiger | Operationele capaciteit (m<3/sup> /uur) | TNO-label |
---|---|---|
A-klasse | > 150 | 5-8 uur |
B-klasse | > 100 | 2-4 uur |
C-klasse | < 100 | 1 uur |
Als de werkzaamheden worden uitgevoerd met de maatregelen, zoals die staan aangegeven in de TNO-Prestatietoets gaat de Inspectie SZW akkoord met de gebruikte werkwijze. De toets kan je vinden op www.stofvrijwerken.tno.nl.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.12 - Veilig werken met chroom-6
Bij werkzaamheden aan chroom houdende metalen of coatings kun je blootgesteld worden aan het voor je gezondheid schadelijke chroom-6. Chroom-6 kan niet los voorkomen en zal zich, als het bij een bewerking vrijkomt, onmiddellijk willen binden met een ander materieel vooral in een vochtige omgeving. Vanwege deze eigenschap werd het veelvuldig gebruikt als kleurstof in verven en primers. Het toepassen van chroom-6 in coatings of verfmiddelen is inmiddels verboden, maar pas op het is op veel plaatsen nog aanwezig. Ook bij het lassen van roestvast-staal kan in de lasrook chroom-6 aanwezig zijn.
Gezondheidsrisico's
Chroom-6 tast het menselijk DNA aan waardoor (long)kanker kan ontstaan en het heeft mogelijk effect op de vruchtbaarheid. De effecten treden na
10 tot 15 jaar pas op. Het chroom-6 kan in je lichaam komen door inademing, inslikken en via de huid. Als de stof op je huid komt, kan dit
plaatselijk een allergische reactie geven. Dit risico kan met name optreden als er 'nat' wordt gewerkt. Denk hierbij aan bijvoorbeeld
schuren met water. Chroom-6 komt niet makkelijk via de huid in je lichaam. Alleen bij slechte persoonlijke hygiëne kan bij hand-mondcontact
deze gevaarlijke stof in je maag terecht komen. In ons werk is de kans het grootst dat choom-6 als stof of damp vrijkomt en door inademen in je
lichaam (longen) komt. Lees in dit verband paragraaf 3.10 er nog eens op na.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.13 - Veilig werken met ioniserende straling
Ioniserende straling wordt in de volksmond ook wel radioactieve straling genoemd. Die straling kun je tegenkomen bij onder andere:Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.14 - Veilig werken met niet-ioniserende straling
Niet-ioniserende straling is straling waarvan de energie niet groot genoeg is om een stof te ioniseren. Deze straling wordt ook wel elektromagnetische straling of elektromagnetisch veld genoemd. Voor sommige categorieën optische straling gelden grenswaarden en maatregelen. Neem bij onduidelijkheden contact op met de preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris) die je om raad kunt vragen.
Soorten niet-ioniserende stralingVeilig in de zon
Een beetje uv-straling is goed voor je gezondheid en helpt je lichaam vitamine D aan te maken. Een teveel aan uv-straling is ongezond en kan huidkanker
veroorzaken. Dat geldt zeker wanneer je in de buitenlucht werkt. Dan krijg je namelijk twee tot drie keer zoveel te verwerken dan de gemiddelde
Nederlander. Daardoor loop je vier tot vijf keer meer kans op huidkanker. De hoeveelheid uv in het zonlicht dat de aarde bereikt, wordt uitgedrukt in de
zonkracht of uv-index. De uv-index in ons land kan variëren van 0 (wanneer er geen uv is) tot maximaal 10. Bij een lage uv-index (0-4) verbrandt je
huid minder snel dan bij een hoge zonkracht (7 en hoger).
Veilig werken bij intensieve uv-straling
Uv-straling komt ook vrij bij diverse werkzaamheden, zoals het elektrisch en autogeen lassen, het drogen van lakken en inkten of de controle van
printplaten. Bescherm jezelf dus tegen overmatige blootstelling aan uv-straling.
IR-straling
Ir-straling komt bij diverse werkzaamheden vrij, onder andere bij elektrisch en autogeen lassen. In andere gevallen wordt ir-straling gebruikt voor het
harden, drogen en smelten van materialen. In de installatietechniek worden infraroodcamera's ook gebruikt om hotspots te detecteren in bijvoorbeeld
elektrische verdeelkasten of schakelpanelen. Bij blootstelling kan de ir-straling doordringen in je huid en bij langdurige blootstelling zelfs de huid
verbranden. De straling kan ook schade toebrengen aan je net- of hoornvlies. Bij korte, heftige of langdurige blootstelling kan glasblazersstaar ontstaan,
waarbij het netvlies troebel wordt.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.15 - Veilig werken met laserlicht
Een laser is een stralingsbron die een zeer intensieve bundel straling uitzendt. Die bundel kan bestaan uit uv-straling, ir-straling en ook zichtbaar licht. Omdat je met lasers een grote hoeveelheid energie kunt richten op een beperkt oppervlak, worden deze onder meer toegepast bij:In de installatiebranche wordt laserlicht bijvoorbeeld gebruikt voor het versturen van data door optische (glasvezel) kabels.
Als je met lasers werkt, loop je het risico dat (de reflectie van) een bundel je huid of ogen treft. De gevolgen zijn afhankelijk van de golflengte, het vermogen en de duur van de blootstelling. Daarnaast kan een laserbundel voldoende energie opbrengen om brandbare materialen te laten ontbranden.
Klasse-indelingZorg zo mogelijk voor omkasting of afscherming van de laserinstallatie. Op die manier kom je niet in contact met de laserbundel en is er geen contact mogelijk met brandbare materialen.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.16 - Veilig werken met elektromagnetische velden van antennes
Elektromagnetische velden (EM-velden) worden gebruikt om signalen over te brengen, onder andere in de mobiele telecommunicatie. Voor een zo optimaal mogelijk bereik, worden antennes vaak op flatgebouwen, in torens, op masten of op andere hoge objecten gehangen. Op dit moment zijn er in Nederland vier systemen:Bij mobielenetwerken staat de letter G voor Generatie. Het 5G-netwerkt moet ervoor zorgen dat de toenemende vraag naar mobiele data wordt opgevangen. Het biedt ook veel nieuwe mogelijkheden, zoals ziekenhuisoperaties op afstand, zelfrijdende auto's en virtual reality. Maar bijvoorbeeld ook drones die pakketjes afleveren.
Gezondheidseffecten
EM-velden kunnen bij hoge stralingsintensiteiten schadelijk zijn voor de gezondheid. Bij blootstelling aan EM-velden in het frequentiegebied van antennes
kan weefsel worden opgewarmd als je te dicht in de buurt van de antenne komt. De werking van medische hulpmiddelen in het lichaam, bijvoorbeeld pacemakers,
kan verstoord worden. Van het aanraken van niet-geaarde elektrisch geleidende objecten in het stralingsveld van een bron kan je een schok krijgen.
Wereldwijd wordt er veel onderzoek gedaan naar allerlei gezondheidsklachten (onder andere slapeloosheid, concentratieproblemen en hoofdpijn) in relatie tot (langdurige) blootstelling aan lage niveaus EM-velden. De Gezondheidsraad, een adviesorgaan van de Nederlandse overheid, zet deze onderzoeken regelmatig op een rij. Op dit moment is er volgens de Gezondheidsraad te weinig bewijs om aan te nemen dat er een verband bestaat tussen EM-velden en deze gezondheidsklachten. Ook het ontstaan van kanker is onderzocht en ook hiervan zegt de Gezondheidsraad dat het niet waarschijnlijk is dat langdurige blootstelling aan lage niveaus EM-velden afkomstig van antennes, deze ziekte kan veroorzaken.
Voor meer en actuele informatie kan je het kennisplatform EM-velden raadplegen www.kennisplatform.nl.
Gsm-gebruik schadelijk?
De discussie over de vraag of gsm-gebruik al dan niet schadelijk is, keert regelmatig terug. Sommige onderzoeken wijzen uit dat het schadelijk is en
zelfs de gezondheid schaadt. Andere onderzoeken wijzen het tegenovergestelde uit. Zolang er hierover geen absolute zekerheid bestaat, wordt
aanbevolen gsm-gebruik tot een minimum te beperken of met 'oortjes' te werken.
Wet- en regelgeving
Op basis van wetenschappelijk onderzoek naar gezondheidseffecten van EM-velden is per frequentiegebied de grens van de maximaal toelaatbare
stralingsintensiteit voor de beroepsbevolking vastgelegd in wettelijke richtlijnen. Voor de algemene bevolking gelden strengere richtlijnen, omdat
burgers de risico's vaak niet kunnen herkennen en dus geen maatregelen kunnen nemen. Ook wordt voor burgers uitgegaan van een langere
blootstellingduur, namelijk 24 uur per dag in plaats van gedurende de werkdag voor de beroepsbevolking.
Actiezones
De actiezone is het gebied rond de bron waarbinnen de maximaal toelaatbare grens overschreden kan worden en waar je dus niet moet zijn als de antenne aan
staat. De actiezone is berekend voor de ergst denkbare situatie en biedt daarom maximale veiligheid. Houd er rekening mee dat de actiezones per type
antenne sterk kunnen verschillen. Kom je regelmatig met EM-velden van gsm-antennes in aanraking, houd je dan aan de algemeen geldende actiezone van twee
meter recht voor de antenne.
Andere bronnen van EM-velden zijn bijvoorbeeld antennes van mobilofoons, radiozenders en zendamateurs op daken. Maar denk ook aan
verkeersradarinstallaties. Deze kunnen verschillende vormen hebben, zijn vaak minder opvallend dan gsm-antennes en zenden ook soms met hogere vermogens.
Dat maakt het risico groter. Daarnaast geldt dat ze in tegenstelling tot de meeste gsm-antennes soms ook naar beneden toe velden uitzenden. Houd er
rekening mee dat de actiezones per antenne sterk kunnen verschillen. De actiezone voor onder andere radiozenders kan zich zelfs uitbreiden tot meer dan 15
meter van de antenne.
Actiezones per antenne zijn te vinden op www.antenneregister.nl. Lees verder de NEN-EN 50499.
Veilig werken aan antennes
'Oude' mobielenetwerken moeten worden onderhouden. Bij publicatie van dit Blauwe Boekje geeft bijvoorbeeld de aanleg van het 5G-netwerk veel
nieuw werk, omdat er meer kleine zenders ('small cells') nodig zijn, waardoor er veel antennes bij (moeten) komen.
De personal monitor is een apparaat waarmee je de actiezone kunt inschatten. Je kunt het ook in je borstzak dragen om na te gaan of er sprake is van plotselinge overschrijding. Het apparaat geeft een signaal af wanneer je aan te hoge niveaus wordt blootgesteld. Overleg in dit geval vooraf met de preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris).
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.17 - Veilig werken bij lassen en solderen
Bij lassen komt lasrook vrij. Lasrook is een verzamelterm voor het mengsel van gassen, dampen en kleine deeltjes. De hoeveelheid rook wordt in sterke mate bepaald door de lastechniek en het toevoegmateriaal. Ruim 80 procent van de lasrook ontstaat door verdamping van de stoffen, die afkomstig zijn van het las-toevoegmateriaal. De gezondheidsrisico's zijn afhankelijk van de concentratie, de samenstelling van de lasrook en van de grootte van de schadelijke deeltjes in de lasrook.
De gezondheidsrisico's
De lasrook bevat giftige gassen en zeer fijne deeltjes. Stofdeeltjes (0,7 tot 1,0 µm) kun je makkelijk inademen en komen in je lichaam via je neus
en/of mond. De zeer kleine stofdeeltjes (0,3 tot 0,7 µm) zijn het gevaarlijkst, omdat deze diep in je luchtwegen kunnen binnendringen. De grotere
delen worden in je neus- en keelholte opgevangen. Bij een langdurige blootstelling aan lasrook kunnen ijzerdeeltjes zich ophopen in je longen en dit
geeft een verhoogde kans op longkanker. Voor lasrook geldt daarom een wettelijke grenswaarde van 1 mg/m3 als tijdgewogen gemiddelde over 8 uur.
De grenswaarde is de maximaal toegestane concentratie van een (gevaarlijke) stof in je ademhalingszone. De stof kan voorkomen als gas, damp, deeltje, aerosol of vezel. Kijk voor meer informatie op www.arboportaal.nl/ onderwerpen /lasrook/ wat-zegt-de-wet-over-lasrook.
Arbeidshygiëne
Gezond werken doet een beroep op je vakmanschap. Bij lasrook zal dit leiden tot minder emissie. Je werkhouding en je positie ten opzichte van de
lasrookpluim is bepalend voor wat je inademt. Meestal buig je over het werkstuk, maar in deze positie worden ook de hoogste concentraties lasrook in je
ademzone gemeten. Beter is een werkhouding waarbij je je hoofd zo ver mogelijk van de lasrookpluim verwijderd houdt.
Lastechnieken
In de installatietechniek wordt bij elektrisch booglassen, zowel met een afsmeltende elektrode (MAG en MIG) als met een niet-afsmeltende elektrode (TIG)
gewerkt. Bij het MIGMAG-lassen werk je met een constante elektrische spanning en wordt bij het lassen een draad aangevoerd.
Solderen
Bij het solderen gebruik je voor de verbinding van de materialen soldeertin. Soldeertin is vaak loodhoudend. Verder is in het soldeertin een vloeimiddel
(hars) met een klein beetje reinigingsmiddel verwerkt. Al sinds 2006 is het gebruik van lood in alle elektronische apparaten verboden, maar loodhoudend
soldeer komen we nog altijd tegen op de werkplek. Voor het solderen van waterleidingbuizen is loodhoudende soldeertin niet meer toegestaan.
Autogeenlassen
Zuurstof-acetyleenlassen is een lasproces waarbij gelast wordt met een zeer hete vlam. De brander wordt bij het autogeen lassen met één hand
vastgehouden. Met de andere hand wordt vulmiddel aangebracht. Het is erg belangrijk dat de lasvlam goed wordt afgeregeld. Wanneer er te veel zuurstof
wordt toegevoegd, kan het werkstuk worden beschadigd.
Veilig lassen in besloten (kruip)ruimten
Het begrip 'besloten ruimte' omvat alle risicovolle en slecht bereikbare ruimten waarin onvoldoende natuurlijke ventilatie mogelijk is.
Denk zowel aan tanken, putten en kruipruimten als aan zeer goed geïsoleerde woningen en kantoren. Ook afgeschermde ruimten tijdens een
renovatie kunnen door goede isolatie en afdichting besloten ruimten zijn. Het lassen in een besloten ruimte vraagt extra aandacht. Door gebrek
aan ventilatie kunnen gas en zuurstof zich ophopen in de ruimte. Een kruipruimte is een lage ruimte onder of in een gebouw die meestal betreden
kan worden door een zogenaamd 'kruipluik'. Hoewel de naam 'kruipruimte' suggereert dat men zich er kruipend kan verplaatsen,
zijn er ook ruimten waarin de hoogte te beperkt is om te kruipen. Dergelijke ruimten worden ook wel 'inspectieruimten' genoemd. Lees ook
de Arbocatalogus 'Veilig werken in kruipruimtes' op www.arbotechniek.nl.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.18 - Veilig werken met gasflessen
Een gascilinder mag je in een service- of bedrijfswagen vervoeren om een project te bevoorraden of voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden. Bevat een gascilinder een gevaarlijke stof, dan mag je maar een beperkte hoeveelheid vervoeren. Als je die hoeveelheid niet overschrijdt, dan zijn er geen vervoersdocumenten noodzakelijk, maar moeten de betreffende productinformatiebladen wel in de auto aanwezig zijn. Overleg vooraf altijd met een preventiemedewerker (Arbo- of VGM-functionaris).
Opslag
Ook voor de omgeving moet de opslag veilig zijn. Voor de opslag van volle en lege gasflessen met een gezamenlijke inhoud tot en met 125 liter gelden
speciale regels. Buitenopslag heeft altijd de voorkeur, maar op een projectlocatie is dit niet altijd mogelijk.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
4.19 - Veilig alleen werken
Wie alleen moet werken, kan niet terugvallen op collega's bij gevaar of een ongeval. De definitie voor een alleenwerker is een medewerker die alleen en geïsoleerd, buiten het zicht of gehoor van collega's zijn werkzaamheden verricht.
Verboden om alleen te werkenVeilig en gezond alleen werken
De risico's van de taken (monteren, testen, boren slijpen, enz.) zijn niet anders, maar een alleenwerker loopt extra risico als hij bij een
incident zelf niet in staat is om hulp van anderen in te roepen. Afhankelijk van het extra risico kan beslist worden of je alleen mag werken.
Onderzoek eventueel of een persoonlijke melder, die niet afgaat bij beweging van de persoon, in specifieke situaties een oplossing kan bieden.
In de tabel is een aantal werkzaamheden en werkomgevingen opgesomd. De risicoklasse is bepaald met behulp van de methode Kinney & Wiruth. Hier
vind je meer informatie over in hoofdstuk 5.
Risicoprofiel
Werken bij of met | Werkomgeving | Risicoklasse |
---|---|---|
Spanning > 500V Werken onder risicovolle omstandigheden |
|
IV |
Gevaarlijke werktuigen Gevaarlijke stoffen met plafondwaarde (*) Acuut bedwelmende stoffen Stellen automatische persen Spanning tussen 50 – 500V |
|
III |
Klein machinale montage Spanning < 50V Mechanisch goederentransport Machinale verspaning Algemeen stel- en onderhoudswerk Onderhoudswerkzaamheden |
|
II |
Administratief werk Visuele controle Handmatig werk (zonder middelen) |
|
I |
* Grenswaarden zijn tijdgewogen gemiddelden over 8 uur ( TGG-8u). Er kan ook sprake zijn van een plafondwaarde ( ceiling-waarde)
Indicatie risicoprofiel van werkzaamheden in een omgeving.
Zorg voor back-up
Een tweede persoon mag niet aan hetzelfde gevaar zijn blootgesteld. Hij moet in staat zijn hulp te bieden/te halen of op de juiste manier te kunnen
ingrijpen. Het risico moet zorgvuldig worden afgewogen. Houd hierbij tevens rekening met je gezondheid, zeker als je medicatie gebruikt. Bij twijfel
neem je contact op met de bedrijfs- en/of huisarts.
Veiligheidsmaatregelen voor een alleenwerker
Het inschatten van de grootte van het risico geeft je goed inzicht in de noodzaak voor aanvullende veiligheidsmaatregelen bij alleen werken. Het gaat
hierbij om een aanvulling op de maatregelen om veilig en gezond de taken te kunnen uitvoeren. De tabel hieronder geeft op grond van de berekende
risicoklasse een aanwijzing voor de te nemen veiligheidsmaatregelen om in het geval van nood de bedrijfshulpverlening te kunnen alarmen.
Risicoklasse | Aanvullende veiligheidsmaatregelen bij alleen werken |
---|---|
I | Voor deze categorie zijn geen aanvullende maatregelen nodig, omdat er een minimale kans op een ongeval bestaat. |
II | Voor deze categorie moeten er communicatiemiddelen beschikbaar worden gesteld, zoals telefoon, intercom, portofoon en een handbediend alarmsignaal. |
III | Bij deze risicoklasse moet door een derde kunnen worden opgemerkt dat de alleenwerker hulp behoeft, bijvoorbeeld camerabewaking/draadloos personenalarmsysteem. |
IV | Hierbij is alleen werken niet toegestaan. De werkzaamheden moeten door minimaal twee personen worden uitgevoerd. |
Je kunt gemakkelijk zelf ook maatregelen nemen om het alleen werken veiliger te maken, bijvoorbeeld door de volgende veiligheidstips op te volgen.
Doe een Laatste Minuut Risico Analyse: zijn alle veiligheidsmaatregelen genomen?
5 - Taakrisicoanalyses (TRA's): Werkzaamheden
Met het opstellen van een taakrisicoanalyse (TRA) beoordeel je de risico's van de werkzaamheden die je gaat uitvoeren en bepaal je welke maatregelen je moet nemen om het werk Veilig, Gezond en Milieuverantwoord te kunnen uitvoeren. In de volgende hoofdstukken zijn de risico's, schadeoorzaken en beheersmaatregelen van een groot aantal werkzaamheden in de installatietechniek al in kaart gebracht.
In dit hoofdstuk vind je de TRA's waarbij het risico wordt bepaald door het soort werkzaamheden. In hoofdstuk 6 vind je TRA's waarbij het risico wordt bepaald door de omgeving waarin de werkzaamheden plaatsvinden.
De uitkomst van de vermenigvuldiging geeft de hoogte van het risico (R-waarde).
Stap 1: Bepaal de P-, E- en C-waardeP-waarde | Waarschijnlijkheid van het risico |
---|---|
10 | Kan verwacht worden, bijna zeker |
6 | Goed mogelijk |
3 | Ongewoon, maar mogelijk |
1 | Alleen mogelijk op lange termijn |
0,5 | Beschouwbaar, maar zeer onwaarschijnlijk |
0,2 | Praktisch onmogelijk |
0,1 | Virtueel onmogelijk |
De E-waarde wordt uitgedrukt in een cijfer tussen 0,5 en 10. Hoe hoger de E-waarde, hoe langer de blootstelling.
E-waarde | Duur van de blootstelling aan het risico |
---|---|
10 | Voortdurend |
6 | Dagelijks tijdens de werkuren |
3 | Wekelijks of soms |
2 | Maandelijks |
1 | Enkele malen per jaar |
0,5 | Zeer zelden |
De C-waarde wordt uitgedrukt met een cijfer tussen 1 en 100.
Hoe hoger de C-waarde, hoe groter het mogelijke letsel of de mogelijke schade.
C-waarde | Grootte van het mogelijke letsel of de mogelijke schade |
---|---|
100 | Catastrofaal |
40 | Ramp, meerdere doden |
15 | Zeer ernstig, één dode |
7 | Ernstig, ernstige verwondingen |
3 | Belangrijk, werkonderbreking |
1 | Betekenisvol, EHBO kan nodig zijn |
Stap 2: bereken de R-waarde aan de hand van de formule R = P x E x C
Bepaal vervolgens aan de hand van de uitkomst en met behulp van onderstaande tabel de overeenkomstige R-klasse.
R-waarde | R-klasse | Aard van de te nemen maatregelen |
---|---|---|
> 400 | V | Zeer hoog risico, overweeg stopzetting van de activiteiten |
200 - 400 | IV | Hoog risico, onmiddellijke maatregelen vereist |
70 - 200 | III | Wezenlijk risico, maatregelen zijn noodzakelijk |
20 - 70 | II | Mogelijk risico, aandacht is vereist |
< 20 | I | Laag risico, is waarschijnlijk aanvaardbaar |
Rekenvoorbeeld
P = 3
De kans op het aanwezig zijn van het risico tijdens de werkzaamheden wordt ingeschat als ongewoon, maar mogelijk.
E = 6
De blootstelling aan het risico vindt dagelijks tijdens de werkuren plaats.
C = 7
Als het ongeval gebeurt, zal de mogelijke schade aanzienlijk zijn. Eén of meerdere personen zullen ernstige verwondingen oplopen.
R-waarde
R = P x E x C = 3 x 6 x 7 = 126
R-klasse
Klasse III = wezenlijk risico, maatregelen zijn noodzakelijk.
Voer altijd voor aanvang van de werkzaamheden een Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA) uit. Doe dit ook vóór hervatten van de werkzaamheden, bij onverwachte situaties en na een pauze. Meer informatie over de LMRA is te vinden in paragraaf 1.7.
5.1 - Veilig werken bij het testen, beproeven, inbedrijfstellen en het inregelen van een werktuigbouwkundige en/of elektrotechnische installatie
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd aan elektrotechnische installaties | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.6 |
Gegrepen worden door bewegende delen; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van draaiende ventilatoren of motoren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 4.6 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt wor- den en/of aanwezig zijn in de installaties | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (Laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bij- voorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.2 - Veilig werken bij montage en/of samenbouwen van werktuigbouwkundige of elektrotechnische installatiecomponenten
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Gegrepen worden door bewegende delen; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van draaiende ventilatoren of motoren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de installaties | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd aan elektrotechnische installaties | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.3 - Veilig werken bij het monteren, samenbouwen, demonteren of slopen van een werktuigbouwkundige of elektrotechnische installatie
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Gegrepen worden door bewegende delen; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van draaiende ventilatoren of motoren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de installaties | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd aan elektrotechnische installaties | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
|
Trillingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.8 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bij- voorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.4 - Veilig werken aan een transformator en/of elektromotor
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de installaties. Pas bij 'oude' installaties op voor PCB's | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd aan elektrotechnische installaties | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.5 - Veilig werken bij monteren, demonteren en/of slopen van elektrotechnisch kabelwerk
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Gegrepen worden door bewegende delen; bijvoorbeeld door draaiende ventilatoren of motoren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de installaties. Vallende stof of vuil kunnen in de ogen terecht komen of worden ingeademd | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd aan werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 32 3.13 |
Trillingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.8 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.6 - Veilig werken bij het monteren, demonteren en slopen van luchtkanalen, kabelgoten en/of plaatwerk
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Gegrepen worden door bewegende delen; bijvoorbeeld door draaiende ventilatoren of motoren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de kabelgoot, luchtkanalen en luchtfilters. Let op voor 'oude' asbestcement en asbestbeklede luchtkanalen | IV (hoog risico) |
|
III (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Trillingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.8 |
Fysieke belasting (zoals werken boven het hoofd) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.7 - Veilig werken bij demonteren en slopen van leidingwerk
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Gegrepen worden door bewegende delen; bijvoorbeeld door draaiende ventilatoren of motoren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.6 |
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van brandbare stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 3.17 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de installaties. Vallende stof en vuil kunnen in de ogen terecht komen of worden ingeademd | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 4.8 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Trillingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.8 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.8 - Veilig werken bij koeltechnisch werk
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld omdat de 'nieuwe' koelgassen licht ontbrandbare delen kunnen bevatten | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 3.17 |
Verstikkingsgevaar (O2 ≤ 21 vol. %); bijvoorbeeld door verdringen van zuurstof | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.10 |
Bevriezing | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.10 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de installaties | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd aan werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.9 - Veilig werken bij het afpersen van leidingwerk
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de installaties | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Mechanische inwerking, losschieten van koppelingen of manchetten | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.13 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.10 - Veilig werken met (milieu)gevaarlijke stoffen
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Onbekendheid met het product; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/ of aanwezig zijn in de installaties | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld omdat het product (licht) ontbrandbare delen bevat en snel verdampt | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 3.12 3.17 |
Verstikkingsgevaar (O2 ≤ 21 vol. %); bijvoorbeeld door verdringen van zuurstof | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Vergiftiging; bijvoorbeeld omdat het product door inslikken, via de huid en/ of door inademing het lichaam is binnengedrongen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.10 4.7> |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.11 - Veilig werken bij het afgieten van een kabelmof
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Onbekendheid met het product; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/ of aanwezig zijn in de installaties | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Vergiftiging; bijvoorbeeld omdat het product door inslikken, via de huid en/ of door inademing het lichaam is binnengedrongen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.10 4.7 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
5.12 - Veilig werken met ionisatie brandmelders
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Radioactieve straling; hoewel de meeste ionisatie brandmelders een kleine bron bevatten, zijn deze ongevaarlijk mits onbeschadigd en in geringe hoeveelheden opgeslagen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.13 |
Inwerking door stra- ling; bijvoorbeeld bij beschadiging | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door verlies milieugevaarlijke melders | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
5.13 - Veilig werken met laserlicht
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Inwerking door straling; oogirritatie | I (laag risico) |
|
I (laag risico) | 4.15 |
Inwerking door straling; oogbeschadiging | III (mogelijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.15 |
Inwerking door straling; onherstelbare oogbeschadiging en brandwonden | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.15 |
Inwerking door straling; onherstelbare oogschade, brandwonden en brandgevaar | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.15 |
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van brandbare stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.17 4.15 |
5.14 - Veilig werken met elektrisch en mechanisch (hand)gereedschap
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Onjuist gebruik gereedschap | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.3 |
Gegrepen worden door bewegende delen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 3.13 |
Trillingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.8 |
Blootstelling aan stof (hout, kwarts etc.) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 4.11 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.15 - Veilig werken bij vervoer van materiaal per (vracht)auto
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Verkeersongevallen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 1.2 |
Aanhangwagens | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 1.2 |
Vervoer gevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.10 4.7 |
Omvallen en beschadigingen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.5 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden; blokkeren van wegen bij lossen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.5 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld als de verpakking omvalt of beschadigt | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
5.16 - Veilig werken bij het laden en lossen van materiaal
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Breken van hijs- en bevestigingsmiddelen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.2 4.5 |
Omvallen en beschadigingen; bijvoorbeeld tijdens rijden en manoeuvreren lading | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.5 |
Windbelasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Contact met (milieu)gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld bij omvallen en beschadiging | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.10 3.13 4.7 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden; bijvoorbeeld bij blokkeren van wegen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | - |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.17 - Veilig werken bij hijsen of takelen van zware lasten
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Breken van hijsmiddelen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.2 4.5 |
Omvallen, begeven hijskraan en beschadigingen; bijvoorbeeld bij het manoeuvreren met de last | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden; bijvoorbeeld bij blokkeren van wegen | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Windbelasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.18 - Veilig werken met vast opgestelde machines
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld koelvloeistof | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.10 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Onjuist gebruik van het arbeidsmiddel | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 |
Gegrepen worden door bewegende delen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 4.3 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
Blootstelling aan stof (hout) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 3.14 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.19 - Veilig werken bij elektrisch zagen
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Onjuist gebruik van het arbeidsmiddel | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 |
Gegrepen worden door bewegende delen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 4.3 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld kwartsstof, koelmiddelen, metaaldeeltjes of houtstof | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 4.11 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld elektrocutie door het gebruik van elektrische materialen en/ of geleidende natte vloeren | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.3 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.20 - Veilig werken bij slijpwerkzaamheden
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van brandbare gassen en/of dampen van oplosmiddelen (bijvoorbeeld in verf) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.17 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld kwartsstof, metaal deeltjes, koelmiddelen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 4.11 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld elektrocutie door het gebruik van elektrische materialen en/ of geleidende natte vloeren | - |
|
I (laag risico) | 4.3 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.21 - Veilig werken bij boor- of freeswerkzaamheden
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld kwartsof houtstof, metaal deeltjes, koelmiddelen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 4.11 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld elektrocutie door het gebruik van elektrische materialen en/ of geleidende natte vloeren | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.3 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.22 - Veilig werken bij solderen
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door lekkage van slangen en appen- dages of door hete slakken | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.17 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld lasrook en verdampende oppervlakteverontrei- nigingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.17 |
Thermische inwerking; bijvoorbeeld uv-stra- ling, huidverbrandin- gen en lasogen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.17 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.23 - Veilig werken bij het mechanisch doorsnijden of buigen van leidingwerk
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Onjuist gebruik gereedschap | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 4.3 |
Gegrepen worden door bewegende delen; bijvoorbeeld door de bewegende delen van een draadsnijmachine | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 4.3 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld elektrocutie door het gebruik van elektrische materialen en/of geleidende natte vloeren | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.3 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Trillingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.8 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.24 - Veilig werken bij het autogeenlassen of branden
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door lekkage van slangen en appendages of door hete slakken | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 417 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld lasrook en verdampende oppervlakteverontreinigingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Thermische inwerking; bijvoorbeeld uv-straling, huidverbrandingen en lasogen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.17 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.133.13 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.133.13 |
5.25 - Veilig werken bij elektrisch lassen
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Brand- en explosie- gevaar; bijvoorbeeld door lekkage van slan- gen en appendages | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.17 4.17 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld lasrook en verdampende ver- ontreinigingen van het te lassen oppervlak | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.17 |
Thermische inwerking; bijvoorbeeld uv-stra- ling, huidverbrandin- gen en lasogen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.17 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld elektro- cutie door onveilige boogspanning | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.17 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.73.7 3.13313 |
5.26 - Veilig werken bij het hijsen of takelen van kasten (elektrische schakel- en verdeelinrichtingen, schakel- of besturingskasten, regelpanelen, lessenaars, bedieningspanelen etc.)
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Omvallen en beschadigingen; bijvoorbeeld bij verplaatsen en manoeuvreren kast of bord | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 4.5 |
Verstoring verwachtingspatroon; bijvoorbeeld bij blokkeren doorgaande route | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.5 |
Omvallen, begeven hijskraan en beschadigingen; bijvoorbeeld bij manoeuvreren met last /kast of bord | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Windbelasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Breken van hijsmiddelen, bijvoorbeeld bij het manoeuvreren | III (mogelijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.2 4.5 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.27 - Veilig laden en lossen van kasten en borden
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Omvallen en beschadigingen; bijvoorbeeld bij verplaatsen en manoeuvreren kast of bord | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 4.5 |
Verstoring verwachtingspatroon; bijvoorbeeld bij blokkeren doorgaande route | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.5 |
Breken van hijsmiddelen, bijvoorbeeld bij het manoeuvreren of plotseling remmen | III (mogelijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.2 4.5 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Windbelasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.28 - Veilig werken bij het (ver)plaatsen van kasten en borden
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Omvallen en beschadigingen; bijvoorbeeld bij montagewerkzaamheden en mechanische bewerkingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 3.13 |
Verstoring verwachtingspatroon; bijvoorbeeld bij blokkeren doorgaande route | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.5 |
Breken van hijsmiddelen, bijvoorbeeld bij het manoeuvreren | III (mogelijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.2 4.5 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld door het koppelen van kasten en borden | III (mogelijk risico |
|
I (laag risico) | 4.6 |
5.29 - Veilig werken bij (ver)plaatsen van gereedschappen en materialen
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Omvallen en beschadigingen; bijvoorbeeld bij montagewerkzaamheden en mechanische bewerkingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 3.13 |
Verstoring verwachtingspatroon; bijvoorbeeld bij blokkeren doorgaande route | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.5 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
5.30 - Veilig werken bij het handmatig verplaatsen van lasten (tillen, trekken, duwen)
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Omvallen, beschadi- gingen; bijvoorbeeld bij het manoeuvreren met de last | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Verstoring verwach- tingspatroon; bijvoor- beeld bij blokkeren doorgaande route | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.5 |
Extreme weersom- standigheden; bijvoor- beeld windbelasting, regen, sneeuw, warmte, koude | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
5.31 - Veilig werken bij het (her)aansluiten van elektrische kabels
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Elektrische inwerking; zoals elektrocutie door aanraking met spanning voerende delen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
5.32 - Veilig werken bij het vervangen van luchtbehandelingsfilters
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de installaties | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Vergiftiging; bijvoorbeeld doordat het product via de huid en/of door inademing het lichaam is binnengedrongen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.10 4.7 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd aan elektrotechnische installaties | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Gegrepen worden door bewegende de- len; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van draaiende ventilatoren of motoren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
5.33 - Veilig werken bij het bevriezen van leidingwerk met koolzuurgas (CO2)
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door lekkage van slangen en appendages | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Verstikkingsgevaar (O2 ≤ 21 vol. %); bijvoorbeeld door verdringen van zuurstof | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld producten die gebruikt worden en/of aanwezig zijn in de installaties | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 4.10 |
Thermische inwerking, zoals koude-verbranding van de huid | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.10 |
Mechanische inwerking door losschieten afnameslang of defecten aan de bevroren installatiedelen of onder druk staande delen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
5.34 - Veilig werken met het hogedrukreinigen met vloeistof < 250bar (bijv. reinigen condensors)
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 3.13 |
Elektrische inwerking | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.3 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen: bijvoorbeeld producten die gereinigd moeten worden en/of gevaarlijke stoffen die gebruikt worden bij het reinigen | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Trillingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.8 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
6 - Taakrisicoanalyses (TRA's): Omgeving
Als het op een project (bijna) misgaat, is dit vaak te wijten aan een slechte communicatie tussen opdrachtnemer en -gever. Aan onze kant zijn de veiligheidsopleidingen (NEN 3140), gedragsprogramma's, toolboxmeetings en de start-werk-vergaderingen de belangrijkste veiligheidsmaatregelen. Maar de opdrachtgever moet zorgen voor een veilige werkplek (explosieveilig, spanningsvrij, vloeistofvrij enzovoort).
Vaak worden de omgevingsrisico's geborgd in een vergunningsysteem. Op de vergunning staat bijvoorbeeld dat de leidingen zijn gespoeld en geblokt, maar soms lekt bij het losdraaien van de flens toch nog vloeistof. De vergunning geeft aan dat de installatie spanningsvrij is, maar de meting laat iets anders zien. De taakrisicoanalyses (TRA's) in dit hoofdstuk kunnen je helpen de omgevingsrisico's in kaart te brengen en de juiste veiligheids- en gezondheidsmaatregelen te nemen.
Voer altijd voor aanvang van de werkzaamheden een Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA) uit. Doe dit ook vóór hervatten van de werkzaamheden, bij onverwachte situaties en na een pauze. Meer informatie over de LMRA is te vinden in paragraaf 1.7.
6.1 - Veilig alleen werken
Wie alleen moet werken, kan niet terugvallen op collega's bij gevaar of een ongeval. Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand buiten het gezichtsveld of de gehoorafstand van anderen werkzaamheden verricht.
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Tijdens een incident en/of calamiteit komt de hulpverlening vertraagd op gang; bijvoorbeeld wanneer je als (service)monteur alleen op pad gaat, maar ook als je buiten het gezichtsveld of gehoorafstand van anderen werkt | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.14 4.19 |
6.2 - Veilig werken in een openbaar gebouw bij service en onderhoud
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden; bijvoorbeeld de gebouwgebruikers tijdens werk in uitvoering | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.1 |
Werken zonder toezicht of met indirect toezicht van collega('s) of opdrachtgever | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.19 |
6.3 - Veilig werken op plaatsen waar rekening moet worden gehouden met drugsgebruik
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Aantreffen drugsspuiten en injectienaalden, waardoor er gevaar is voor verwonding en besmetting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.4 |
Infectieziekte doordat je je prikt aan een besmette naald | II (mogelijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.15 |
6.4 - Veilig werken langs of op de openbare weg
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Aangereden worden | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.4 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden; bijvoorbeeld de weggebruikers tijdens werk in uitvoering | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | - |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Extreme weersomstandigheden | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
6.5 - Veilig werken in de ruwbouwfase
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Valgevaar; bijvoorbeeld vallen van hoogte | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 3.13 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden: bijvoorbeeld de gebouwgebruikers tijdens hun werkzaamheden | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.1 |
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door lekkage van slangen en appendages of door hete slakken | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.17 4.18 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld stofdeeltjes, vezels van isolatiemateriaal, kwartsstof | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Omvallend en vallend materiaal; bijvoorbeeld doordat het materiaal slecht is gestapeld, hijsmiddelen bezwijken of er met de last gemanoeuvreerd wordt | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 3.13 4.2 4.5 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | II (mogelijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
6.6 - Veilig werken in de bouwfase
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Valgevaar; bijvoorbeeld vallen van hoogte | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 3.13 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden: bijvoorbeeld de gebouwgebruikers of andere aannemers tijdens hun werkzaamheden | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.1 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld stofdeeltjes, vezels van isolatiemateriaal, kwartsstof | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 4.8 4.9 |
Omvallend en vallend materiaal; bijvoorbeeld doordat het materiaal slecht is gestapeld, hijsmiddelen bezwijken of als er met de last gemanoeuvreerd wordt | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of water verontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
6.7 - Veilig werken in de afbouwfase
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden; bijvoorbeeld de gebouwgebruikers of andere aannemers tijdens werk in uitvoering | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.1 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld stofdeeltjes, vezels van isolatiemateriaal, kwartsstof | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 4.9 4.11 |
Omvallend en vallend materiaal; bijvoorbeeld doordat het materiaal slecht is gestapeld, hijsmiddelen bezwijken of als er met de last gemanoeuvreerd wordt | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.5 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of water verontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
6.8 - Veilig werken in de nabijheid van gsm-antennes
De discussie over de vraag of gsm-gebruik al dan niet schadelijk is, keert regelmatig terug. Volg de onderstaande beheersmaatregelen stipt op.
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Inwerking van straling; bijvoorbeeld door blootstelling aan de elektromagnetische straling van (gsm)- antennes. Let op: ook antennes van radio-, politie-, brandweeren amateurzenders zenden elektromagnetische straling uit | III (wezenlijkcrisico) |
|
I (laag risico) | 3.6 4.16 |
Valgevaar; bijvoorbeeld vallen van hoogte | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 3.13 |
Windbelasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld elektrocutie door het gebruik van elektrisch materieel of door geleidende natte vloeren en door statische elektriciteit | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.2 4.3 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.6 |
6.9 - Veilig werken in een besloten ruimte
Het begrip 'besloten ruimte' omvat alle risicovolle en slecht bereikbare ruimten waarin onvoldoende natuurlijke ventilatie mogelijk is. Bij werkzaamheden dient een mangatwacht voor noodgevallen direct buiten de besloten ruimte aanwezig te zijn.
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Gegrepen worden door bewegende delen; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van roerwerken | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.2 4.3 |
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van brandbare gassen, een te hoge concentratie zuurstof (O2 ≥ 21 vol. %) en/of dampen van oplosmiddelen (bijvoorbeeld in verf) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 4.17 |
Verstikkingsgevaar (O2 ≤ 18 vol. %); bijvoorbeeld door een chemische of biologische reactie | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Bedwelming of vergiftiging; bijvoorbeeld door rotting- of gistingsprocessen en lassen en branden | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 3.13 4.7 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld elektrocutie door het gebruik van elektrische materialen en/of door de aanwezigheid van geleidende wanden, plafonds of vloeren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 4.3 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen door een beperkte bewegingsruimte | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Tijdens een incident en/of calamiteit komt de hulpverlening vertraagd op gang | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.14 |
6.10 - Veilig werken in een nauwe ruimte (kruipruimten, kelders en schachten)
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Biologische inwerking door aanwezigheid van schimmels of (uitwerpselen van) ongedierte | II (mogelijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.4 3.10 3.13 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen door een beperkte bewegingsruimte | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Brand -en explosiegevaar; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van brandbare gassen, en/of dampen van oplosmiddelen (bijvoorbeeld in verf) of een lekkende gasleiding | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 4.17 |
Bedwelming en vergiftiging; bijvoorbeeld door rottings- of gistingsprocessen en door de dampen van het lassen en branden | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 3.13 4.7 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld elektrocutie door het gebruik van elektrische materialen en/of door de aanwezigheid van geleidende wanden, plafonds of vloeren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 4.3 4.6 |
Kans op aantreffen van verborgen asbesttoepassingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.8 |
Tijdens een incident en/of calamiteit komt de hulpverlening vertraagd op gang | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.14 |
6.11 - Veilig werken op een locatie met brand- en explosiegevaar
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Brand- en explosie- gevaar; bijvoorbeeld door de aanwezig- heid van brandbare producten. Ook in opslagtanks, riolen, garage(putten), schilderswerkplaat- sen, hout en meel verwerkende industrie kunnen hoge con- centraties gas, stof of damp voorkomen | IV (hoog risico |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 3.17 4.17 |
Verstikkingsgevaar (O2 ≤ 21 vol. %); bijvoorbeeld door een chemische of biologi- sche reactie | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld statische elektriciteit door het uitstromen van gas | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.6 |
6.12 - Veilig werken bij renovatiewerkzaamheden
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Kans op aantreffen van verborgen asbesttoepassingen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.8 |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld stofdeeltjes, gevaarlijke (asbest) vezels, kwartsstof | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 4.8 4.9 |
Valgevaar; bijvoorbeeld vallen van hoogte | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 3.13 |
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door lekkage van slangen en appendages of door hete slakken | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 3.17 4.17 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het morsen van milieugevaarlijke stoffen | - |
|
II (mogelijk risico) | 3.5 |
6.13 - Veilig werken in een rioolinstallatie
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van brandbaar rioolgas | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 3.17 4.17 |
Bedwelming en vergiftiging; bijvoorbeeld door rottings- of gistingsprocessen en blootstelling aan micro-organismen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 3.13 4.7 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Gegrepen worden door bewegende delen; bijvoorbeeld door de aanwezigheid van roerwerken | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.2 4.3 |
Infectieziekte; bijvoorbeeld door contact met afvalwater (biologische agentia) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.4 3.10 3.13 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld elektrocutie door het gebruik van elektrische materialen en/of de aanwezigheid van geleidende wanden, plafonds en vloeren | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.2 4.3 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen door beperkte bewegings- vrijheid en gladheid | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
6.14 - Veilig werken bij graafwerkzaamheden en aan nutsleidingen (vervuilde grond, aantref- fen voorwerpen, explosieven of munitie)
Om op een veilige en gezonde wijze met een bodemverontreiniging te werken zijn er veiligheidsklassen benoemd: oranje, rood en zwart. De strengheid van de maatregelen is gekoppeld aan deze kleuren.
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Beschadiging nutsleidingen; zoals water- en gasleiding en kabels. Aantreffen explosieven | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden; bijvoorbeeld de weggebruikers tijdens werk in uitvoering | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.13 |
Bedwelming en vergiftiging; bijvoorbeeld door uitstromende gassen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 3.13 4.7 |
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door uitstromend gas | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 |
Inkalven van de taluds; bijvoorbeeld verzakken, instorten, omvallen en/of gevaren voor de constructie | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | - |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
6.15 - Veilig werken op platte daken
Collectieve bescherming heeft voorrang op persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij werkzaamheden met een beperkte omvang en duur kun je gebruikmaken van PBM-en. Voorwaarde is wel dat er duidelijke criteria zijn vastgelegd in de risico-inventarisatie en -evaluatie over het begrip 'omvang en de duur' van de werkzaamheden.
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Valgevaar; bijvoorbeeld vallen van hoogte | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 3.13 |
Windbelasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Contact met (milieu) gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld dampen van lekkende appendages op het dak van een silo of opslagtank | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 4.7 |
Elektrische inwerking; elektrocutie door het gebruik van elektrische gereedschappen en door de aanwezigheid van geleidende natte vloeren | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.3 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Brand- en explosie- gevaar; bijvoorbeeld omdat een opslagtank (licht) ontbrandbare delen bevat of dakbe- dekking brandbaar is | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.12 3.17 4.17 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
6.16 - Veilig werken op hellende daken
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Valgevaar; bijvoorbeeld vallen van hoogte | IV (hoog risico |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 3.13 |
Windbelasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
6.17 - Veilig werken op hoogte met behulp van een ladder (trapleer)
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Onjuist gebruik ladder | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 |
Verstoring verwach- tingspatroon derden; bijvoorbeeld gebouw- gebruikers tijdens werk in uitvoering | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.1 |
Omvallen of onder- uitglijden van een ladder (trapleer) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 |
Windbelasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Valgevaar; bijvoorbeeld vallen van hoogte | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 4.4 |
6.18 - Veilig werken op hoogte met behulp van een (rol)steiger
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Onjuist gebruik | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden; bijvoorbeeld de gebouwgebruikers | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.1 |
Omvallen van een (rol) steiger | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 3.13 4.4 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
6.19 - Veilig werken op hoogte met behulp van een hoogwerker
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Onjuist gebruik | II (mogelijk risico) |
|
I (laag risico) | 4.4 3.13 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden; bijvoorbeeld de gebouwgebruikers | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.1 |
Omvallen van de hoogwerker | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 |
Windbelasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Valgevaar; bijvoorbeeld vallen van hoogte | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 3.13 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
6.20 - Veilig werken in putten en sleuven
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Beschadiging van nutsleidingen; zoals water- en gasleiding en kabels | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.2 |
Verstoring van het verwachtingspatroon van derden, bijvoorbeeld de weggebruikers tijdens werk in uitvoering | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.1 |
Bedwelming en vergiftiging; bijvoorbeeld door uitstromende gassen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.10 3.13 4.7 |
Brand- en explosiegevaar; bijvoorbeeld door uitstromend gas | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 4.17 |
Elektrische inwerking; elektrocutie door het gebruik van elektrische gereedschappen in een vochtige omgeving | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 4.3 |
Inkalven van de taluds; bijvoorbeeld verzakken, instorten, omvallen en/of gevaren voor de constructie | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | - |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Verontreiniging van de grond | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.4 |
Vallen in een put of sleuf van personen of voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | - |
6.21 - Veilig werken langs waterwegen en bij bruggen
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Verdrinking na te water raken | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.13 |
Blootstelling aan lage temperaturen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.13 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
6.22 - Veilig werken onder buitengewone weersomstandigheden
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Inwerking door vocht als gevolg van regen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.13 |
Blootstelling aan lage temperaturen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.13 |
Blootstelling aan hoge temperaturen en zon- licht (uv-straling) | III (wezenlijk risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.14 |
Onweer en bliksem | II (mogelijk risico) |
|
I (laag risico) | - |
6.23 - Veilig werken langs het spoor (trein/metro/tram)
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Aangereden worden door passerende trein of railgebonden voertuig | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.13 |
Elektrocutiegevaar door aanraking met onder spanning staande bovenleiding | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld, struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
6.24 - Veilig boven het hoofd/boven de macht werken
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Fysieke belasting: vermoeidheid, overmatige belasting van de nek, werken met opgeheven schouders, overmatige lichamelijke belasting | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 3.6 |
Valgevaar bij gebruik van een ladder of trap | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 |
6.25 - Veilig werken in de nabijheid van ventilatie uitblaasopeningen
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Contact met gevaarlijke stoffen; bijvoorbeeld stofdeeltjes, (nitreuze) gassen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.13 4.7 |
Vergiftiging; bijvoorbeeld doordat het product via de huid en/ of door inademing het lichaam is binnen gedrongen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.10 4.7 |
Valgevaar; bijvoorbeeld vallen van hoogte | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 3.13 |
Elektrische inwerking; bijvoorbeeld bij werkzaamheden aan werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.13 4.6 |
Mechanische inwerking; bijvoorbeeld struikelen, misstappen, vallen, stoten, klemmen, verbranden, indringen splinters, snijden, schaven, vallende voorwerpen | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.2 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Milieuschade; bijvoorbeeld bodem- of waterverontreiniging door het achterlaten van de filterdoeken | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.5 |
6.26 - Veilig werken in een nauwe ruimte boven het systeem/verlaagde plafonds
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Verstoring verwachtingspatroon derden: bijvoorbeeld gebouwgebruikers tijdens werk in uitvoering | III (wezenlijk risico) |
|
I (laag risico) | 3.1 |
Risico van elektrocutie door onbedoelde spanning voerende delen | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 4.6 |
Biologische inwerking door aanwezigheid van schimmels of (uitwerpselen van) ongedierte | I (laag risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.4 3.10 3.13 |
Lawaaibelasting; geluidsniveau ≥ 80 dB(A) | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 3.13 |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 4.4 |
Valgevaar bij gebruik van een ladder of trap | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.4 |
6.27 - Veilig werken bij blootstelling aan hout- en/of kwartsstof
Het inademen van fijn kwartsstof, dat ontstaat bij bijvoorbeeld boren of slijpen in steen, kan op een termijn van 5-20 jaar leiden tot silicose (stoflong) en/of kanker.
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Slechte engineering en/of werkvoorbereiding | IV (hoog risico) |
|
III (wezenlijk risico) | 4.11 |
Geen afspraken gemaakt om verspreiding van stof te voorkomen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.11 |
Stofexplosie door houtstof | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.12 |
Geen maatregelen om verspreiding van stof te voorkomen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 4.11 |
Maatregelen om verspreiding van stof te voorkomen, hebben niet het gewenste effect | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 4.11 |
6.28 - Veilig werken met nieuwe en/of onervaren medewerkers
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Niet op de hoogte van de 'bedrijfseigen' VGM-regels | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 1.3 1.4 |
Niet op de hoogte van de VGM-regels op de werkplek | IV (hoog risico) |
|
I (laag risico) | 1.3 1.4 |
6.29 - Veilig werken met jeugdigen/leerlingen
Het blijkt dat jongeren (< 18 jaar) een hoger risico hebben op arbeidsongevallen dan oudere (ervaren) medewerkers. Dit vraagt om speciale aandacht voor Veilig, Gezond en Milieuverantwoord (VGM) werken. Bij een stage of leerwerkplek speelt de school hierin een belangrijke rol. Op de werkplek ligt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid bij het bedrijf dat de stage faciliteert. Zij moeten voor de stagebegeleiding, het toezicht, de voorlichting en de instructie zorgen. Bij werkzaamheden door jongeren moet dus altijd deskundig toezicht aanwezig zijn. Onder 'deskundige' wordt hierbij verstaan iemand die de risico's en veiligheidsmaatregelen kent en kan toepassen.
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Niet op de hoogte zijn van de 'bedrijfseigen' VGM-regels | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 1.3 1.4 |
Niet op de hoogte zijn van de VGM-regels op de werkplek | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 1.3 1.4 |
Ontbreken van instructie | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 1.3 1.4 |
Ontbreken van deskundig toezicht | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Fysieke belasting | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.6 |
Gevaarlijke stoffen en biologische agentia | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Brand en elektrocutie | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Mechanische inwerking | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
Lawaaibelasting: geluidsniveau > 80 d(B)A | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 3.7 |
Lange werktijden | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | - |
6.30 - Veilig werken met anderstaligen
Gevaar/ blootstelling | Risicoklasse | Beheersmaatregel | REST risicoklasse | Meer informatie |
---|---|---|---|---|
Taalbelemmering | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 1.4 |
Cultuurverschil met betrekking tot Veilig, Gezond en Milieuverantwoord werken | - |
|
II (mogelijk risico) | - |
Elkaar niet verstaan/ begrijpen | IV (hoog risico) |
|
II (mogelijk risico) | 1.4 |
Fotografie
Arno Massee (7, 143, 195)
Eric de Vries (39, 59, 125, 259)
Limit fotografie (199)
Linda Kindt (95, 109, 132, 134, 164)
Marc Heeman (120, 146)
Aangeleverd door Vebidak (141)
De foto's op pagina's 118 en 155 zijn overgenomen uit het oude boekje.
Cartoons en instructiebeelden
Cartoons: Maarten de Vries, Het Platte Vlak
Instructiebeelden: Bruno Visser
Druk
6e herziene druk, 2020
Prijs
www.technieknederland.nl/webshop, art. nr. 47058
© Techniek Nederland, juli 2020
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, film, elektronisch, op geluidsband of op welke andere wijze ook en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Techniek Nederland.
De inhoud van deze publicatie is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Toch kan het risico van onduidelijkheden of onjuistheden niet geheel worden vermeden. Techniek Nederland sluit iedere aansprakelijkheid uit voor zowel de schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze gegevens, als schade die zou kunnen ontstaan als gevolg van onvolledigheden, onjuistheden of onvolkomenheden in deze publicatie.